Afdrukken

[BF38]
W.G. van Focquenbroch: Alle de werken, tweede deel.
Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1709 [=1723].


Titelpagina A Titelpagina B

Titelpagina, *2r:

ALLE DE | WERKEN | VAN | W.V. FOCQUENBROCH. | TWEEDE DEEL. | [vigenet] | t'AMSTELDAM, | [__] | By de Wed. Gysbert de Groot, Boekverkoopster op den | Nieuwen Dyk in de groote Bybel. 1709. ||

Opbouwformule:

8o: A-Z8, Aa-Ff8.
[$5 (-A1, -A2, -Cc5)]
H4 gesigneerd als E4

Paginering:

232 bladen, gepagineerd= 1-4, 5-460, [4].

± 56 gepagineerd als 50
± 190 " " 901
± 209 " " 206
± 291 " " 216
± 408 " " 308
± 432 " " 332

Posities van de katernsignaturen:

A3 dan zo, A4 dwars over't A5 sant,
B2 het vryen B3 Koningin B4 sprong in haar
B5 goeje gratie, C heeft verlooren. C2 en myn
C3 halen; C4 vreên een pyk C5 ^in kind,
D de lucht, D2 brein een wellust D4 dan zoetigheid,
D5 moeten verzuipen. E gebrocht. E2 haar iets
E3 vleisch en bloed E4 trekt hy E5 hebben,
F solstu F2 Morbum Gallicum F3 dyn eigen
F4 het ekweld, F5 om een G noch
G2 malkanders kaaken G3 meê te G4 wallevissen,
G5 geuren meer; H myn Godin H2 ^zal van
H3 noch troost [H4] ^liefde H5 geest met
I2 zelfs I4 en roo I5 door de stad;
K heeft K2 vlammen K3 gedoolt
K4 grooter,doch K5 zingen. L en schoer
L3 jou tronie L4 noch niet L5 en veel
M vleesch M2 wondren ziet. M5 gloeiende lonken,
N macht begeven: N2 gy, onwinbaar N3 zich niet
N4 godlykheden,^ N5 zonder end, O op't lest,
O2 trotsheid schouwen O3 ^en tien O4 hart zo net
P wereld P2 slaat: ik P3 vergelding zyn
P4 Incarnadin, P5 m'y reporte: Q2 fardee,
Q3 laissant, Q4 pourquoy, Cruelle! Q5 doux appas
R que R2 voir punie R3 d'une affaire,
R4 mort la peut R5 vruchtbaarheid. S ^verlang.
S2 in haar S4 handel S5 tydverdryf.
T onthaal T3 wat aan T4 school van
T5 niet bevryden V ^dat V2 voor veel
V3 zekerheid. V4 in top^ V5 en muskwetten,
X u heeft X2 Heer X3 't tracteeren:
X4 volmaakt t^ X5 hy 't goet Y in't
Y2 dat al het Y3 vreden, Y4 van pannen,
Z manglen, en Z2 nieuwe als't Z3 ontrent d^
Z4 kinders spint. Z5 is dat Aa voldaan
Aa2 uw wedermin Aa3 ze al lang Aa4 vriend, als
Aa5 wat patientie, Bb Zot te Bb2 geneugt,
Bb3 Dan een vend, Bb4 Gy misschien Bb5 Naar myn kluis
Cc te doen Cc2 bezonder Cc3 doen eligeren
Cc4 vreemde Dd my machtig Dd2 welkers verf
Dd3 nodig was te Dd4 geresolveert Dd5 drie perzoonen
Ee van uw Ee2 ,^mommerven Ee3 maar het
Ee4 hare alleen Ee5 Adelasia^ Ff ^zy beklaagde
Ff2 de minlykheid Ff3 Beringarius, die Ff4 Keizerlyke
Ff5 ^hy zeide  

Inhoud:

Gecollationeerd a.d.h.v. exemplaar 11

A1r
[blanco.]
A1v
[blanco.]
A2r
[titelpagina.]
A2v
INHOUD Der GEDICHTEN, In het Tweede Deel begreepen.
A3r
THALIA, OF GEURIGE ZANGGODIN. TWEEDE DEEL.
A3r
BRUILOFSDICHTEN
A3r
KUPIDOOS VOGELVANGST, Gezongen op het Huwlyk van Den Heere JOHANNES ULEUS, En Mejuffrou KATRYNE HENSBROEK.
+ 'k HEb meenigmaal gezien verscheide vogels vangen,
A6v
TER BRUILOFTE Van den Heere JAKOB van STEENHUIZEN, Secretaris van de Zype, &c. En Mejuffrou HARMINA GOUT.
+ Gy trouwt dan eindelyk noch eens, Heer Secretaris?
B1v
Kupido in de Smitswinkel Te zamen smeedende De Heere LUDOLF SMIDS, Der Medicynen Dokter; En Mejuffrou MARIA VAN TINGE.
+ ZO krygt noch elk zyn deel na lang te loopen malen,
B2r
EEN ANDER.
+ GY hoeft dan 's avonds niet de deur te gaan Verspieden,
B2v
EEN ANDER.
+ ZO treed in't huwelyk Heer Smids met Juffrou Tinge,
B3r
EEN ANDER.
+ 't IS't ambacht van een Smit, Smits dienen wel by Smeden.
B3v
BRUILOFSDROOM, Verhaald aan de jonge lui, Op de HUWELYKSFEEST Van Monsr. FONTEIN, En Juffr. N. N.
+ JOnge lui, wel hy hoe gaat het?
B5r
Proklamatie vol Entrelardatie Gedaan op de BRUILOFSFEEST Van Myn Heer N.L. en Mejuffr. G.S.
+ ALs ik let op de Bruid haar statie,
B6r
BRUILOFSPRAATJE, Verleend aan Myn Heer J.V.R. en Mejuff. E. de M. Zamen gehuwd op drie Koningendag, anno1665.
+ JA wel, ik zie jy bend dan zeper
B8v
Op het Bonttig Verbond Tusschen Monsr. N.V. Bontwerker, En Juffr. N. N. Te zamen door den Echt bontig verbonden Anno l66l Op de Wyze: Meisje hoe staander jou oogjes en dryven.
+ BRuigom, hoe ga je jou winkel stoffeeren?
C1r
Aan myn Heer en Mejuffr. N.N. Op haar NABRUILOFT.
+ GY nieugetroude jonge lui,
C2r
Op de Huwlyksfeest van Monsr. N.N. en Mejuffr. N.N.
+ JA wel vriendschap N.N.
C4r
Op de BRUILOFTSFEEST Van Monsr. N.N. en Mejuffr. N.N.
+ IN't end, het schynt dan dat de parkes
C5v
Ter Bruilofte van den Heere HENDRIK NOORMAN, En Mejuffr. ZARA VAN LOENEN. Te zamen in den Echt verbonden den 1. van Bloeimaand, 1667
+ NAulyks wil de kryg gaan enden,
C7v
IETS OUDS Op een NIEUWE BRUILOFT Van Monsr. G.V.E. en Mejuffr. M.M.
+ SChoon dat Mars, als uitgelaten,
D1v
BRUILOFSDIGJE Aan Monsr. BAARS.
+ BLoemerhart dat is een zootje!
D2r
BRUILOFSZANG.
+ O Bruigom! die de troon nu van't geluk gaat nadren,
D2v
Hymens Bruiloftstoorts, Ontsteken op het Huwelyk van Monsr. A. VALKENIER, En Mejuffr. J. van SCHOONEVELT.
+ GOd Hymen, die zyn toorts, tros felle wintervlagen,
D3v
KLUCHT VAN DE WEYERY, Vertoond op de Bruiloft van A. VALKENIER, EN J. v. SCHOONEVELT.
+ DE Weiman, wanneer hy zyn vermaak wil zoeken in eenige Vogeljacht,
E3r
KLUCHT VAN DE KWAKZALVER. Uit vermaak gespeeld op de Bruiloft van een paar eerlyke Lui.
+ ALs een mensch evenwel schraal in de kleeren is, en mager in het geld,
F8r
VERJAARDICHTEN.
F8r
Op het verjaaren, Van myn Heer en Vriend den Dr. B.
+ TOen'k hoorde dat je zoud verjaren,
G1r
TAART-VERMANING, Aan Juffr. Ariaantje N.
+ 'k ZOu, o Juffrou Ariaantje,
G2r
VERJAARVEERS Aan Mejuffrou N.N. Juffrou J.W.
+ GHy, die myn dochter van papier,
G3v
OP 'T VERJAAREN Van Juffr. A.G.
+ NA dat ik onlangs kwam te hooren,
G5r
VERJAARZANG. Op de Geboortedag Van Juffr. M.L.
+ MYn zoete Juffer, die op heden
G6v
Op de Geboorte van KASPER JOAN SMIDS, EN GERBRETTA DE GROOT; Beide op een nacht gebooren.
+ WIe las ooit raarder in Kronyken of Koranten!
G7r
MINNEDICHTEN.
G7r
Aan FILLIS.
+ NNoit stal een dief zo wel als gy,
G7v
Op de Waajer van FILLIS.
+ WAarom tracht gy noch meer die gene te verkoelen,
G7v
Aan FILLIS.
+ GY vraagt my, waarom dat ik staag,
G7v
Op de Oogen van FILLIS.
+ ALs gy my treurig ziet, ô schoone en hemelsche oogen,
G8r
Op de vingerhoet van FILLIS.
+ VIngerhoetje, die de vinger
G8v
Aan FILLIS.
+ FIllis! de gantsche stad roemt wel uw godlykheit,
G8v
Aan FILLIS.
+ WAt baat my myn stantvastigheit?
H1r
Aan FILLIS.
+ TRots al het lyden van myn hart,
H1r
Op het afweezen van FILLIS.
+ VErsteeken van de zon, die my wel eer verlichte,
H1v
Op de boezem van KLORENIE.
+ WAt aangenaam albast, wat marmer, of yvoor,
H1v
Op een zuchje van KLORIMENE.
+ LAatst loosde Klorimeen een zuchjen in de locht,
H2r
Aan de wangunstige FLORENIE.
+ WAngunstig van myn luk, ontraad gy my de liefde,
H2r
Op een afscheid aan KLORENIE.
+ WAt dooling, laas, beheerscht uw zin!
H2v
Aan KLORIMENE.
+ WIlt gy niet, dat ik om u zucht,
H2v
Aan de zelfde.
+ HElaas! hoe is die dag van gistren my bekomen!
H3r
Aan KLORIMENE.
+ TOen ik u lestmaal by de lelien en roozen
H3r
Aan KLORIMENE.
+ ZO gy een hart had als het myne,
H3v
VOOR DE ZELFDE.
+ IK minde Klorimeen een weinig in 't begin,
[H4r] Aan KLORIMENE.
+ VAar wel, lichtvaarde Klorimeen!
H5r
Aan de lichtvaardige KLORIMENE. Verdubbeld Rondeel.
+ DAt hy uw minnaar was, ô dartle Klorimene:
H5v
Voor KLORIMENE.
+ TErwyl de dartle Klorimene
H5v
Aan KLORIMENE.
+ WIlt gy niet dat ik om u zucht,
H6r
Gedachten op't afzyn van KLIMENE.
+ IN't endt, myn zon die is verdweenen,
H7r
Aan KLIMENE.
+ Klimeen! uw afzyn doet my sterven;
H7r
Aan KLIMENE. Op haar vertrek.
+ IN't end, myn schoone, gy vertrekt?
H7v
Aan KLIMENE.
+ MYn schoone zon, wilt gy dan vluchten,
H8r
Aan Mejuffr. N.N.
+ O Schoone! ziet gy niet dat ik geheel op't lest loop?
H8r
Aan AMERONTE.
+ MEn ontraad my u te eeren,
H8v
Aan Juffr. N.
+ TWeemaal gaf ik aan u myn liefde en ook myn hart;
I1r
Aan Juffr. N.A.
+ KOst liefde zonder hoop bestaan,
I1v
Aan de oogen van KLORIS.
+ O Gy hovaardige vyanden van myn rust!
I1v
Aan Mejuffrou.
+ HHe lang zal u myn slaverny,
I2v
Aan BELIZA, Op haar wederkomst van Utrecht.
+ IN't end, myn schoone morgenzon!
I3v
Ontmoeting aan Juffrouw N.
+ HElaas! wat had ik weinig moeds,
I3v
Aan Juffrouw N.N.
+ HOe zal ik best uw lof verhalen?
I5v
LYDIA aan FILIDAS.
+ DE schoone Lydia verzuchte, en weende, en brande
I7r
MINNESTRYD, Tusschen Moeder, en Dochter, om de bezitting van myn hart.
+ HElaas, hoe is myn hert in pyn!
I8r
MINNEKLACHT, Van LEONORA.
+ WIe zou op een minnaar bouwen,
I8v
Klachte over de onstandvastigheid van KLIMENE.
+ DE schoone Venus mind Vulkaan,
K1v
MINNEKLACHT.
+ WAarom volgt men de min, zo't niet is dat men mynd
K1v
Aan ERANEMITE.
+ Waardigste Engel, trots uw strafheid,
K2r
De TEMPEL der LIEFDE, Gevonden door een KOPER PENNINKJE, Gevallen in den boezem van KLIMENE. Aan de zelve.
+ SChoone Klimene, Zo als ik van deze morgen bezig was
K6r
Aan AMARANTE.
+ ONs beider harten, Amarant,
K6v
KLINKDICHTEN.
K6v
AAN KASPER JOAN SMIDS, Over het ontydig afsterven Van GERBRETTA DE GROOT; zyn toegezeide Bruid.
+ KASPARUS, die my scheen door't noodlot uitverkooren
K7r
Aan FILLIS.
+ GY hebt het, Fillis, dan zo't schynt op my geladen;
K7r
KLINKDICHT.
+ OP d'oever van een beek, die op zyn zuchten zwol,
K7v
KLINKDICHT.
+ LAas! zal myn onluk dan zyn wreetheid nimmer staaken?
K7v
KLINKDICHT.
+ OP een zeer hoogen berg, omheint met duizend rotzen,
K8r
KLINKDICHT.
+ DE donder, en de wind, en felle hagel buyen,
K8r
KLINKDICHT.
+ GY Piramiden, en gy oude wonderheên!
K8v
KLINKDICHT.
+ GRaaf Maurits gaat in't velt, en zal den Bisschop stuiten,
K8v
KLINKDICHT.
+ TE denken dat in't end myn staat eens zal verkeeren,
L1r
KLINKDICHT.
+ TOen Midas eindelyk zyn wensch verkregen had,
L1r
Aan KLORIMENE.
+ TOen u myn zugten steets myn liefde kwamen melden,
L1v
KLINKDICHT.
+ HOe, zou ik oit uw gunst, ô schoone Klorimeen,
L1v
Op een pyp, die ik niet aan kon houwen.
+ O Goude zon! wiens licht noch noit is uitgegaan,
L2r
Sententiaal Klinkdicht.
+ VOlmaakte Juffrou N.N. met licentie,
L2v
PUNTDICHTEN,
L2v
Beschryvinge van een Maagd.
+ SY vlucht, en vluchtende wil zy, men haar zal volgen:
L2v
JOBS ellende.
+ DE duivel sloeg met felle slagen
L2v
Op JAN.
+ IS liefde dronkenschap, zo ben ik altyd zat,
L2v
LEVERRYM. Op de zelfde.
+ DIt Levertje lykt van geen Haring, maar van een Gier,
L3r
Op GRIET.
+ GRiet zeid, zy leend haar buyk alleen maar aan haar vrinden;
L3r
Op KEES.
+ KEes hoddebek voert steets, waar dat hy is, het woort,
L3r
d'Onreine Geest.
+ VAn Lysjes voedervat sprong lest het boomgat open,
L3r
Van een Vrager.
+ GY vraagt uit wat voor reên, dat ik de stad uit vlie?
L3v
Grafschrift van een Hoornbeest.
+ INdien't gehoorend volk (de Heer die zy haar vriend)
L3v
Op een blinde Kupido. Aan Klimene.
+ WAarom staat hier de min dus blindeling gedreven?
L3v
Aan een Stinkmuil.
+ GY tiert, en raast om dat uw hond
L3v
Grafschrift.
+ HIer leit een finman, die wel eêr
L4r
GRAFSCHRIFT, Van M.F.
+ VAn Mr. Fok leid't lichaam in dees kas;
L4r
ANDERS.
+ IK ben de plaats die't rif van Mr. Fok begryp,
L4r
ANDERS.
+ HIer leid in 't onderaardsche hok
L4v
Op het vereeren van een Diamantje aan Juffrouw N.N.
+ DE troust minnaar van het land
L4v
Op de zwarte tanden Van JUFFER N.N.
+ Uw mond, een schoorsteen van een ry berookte tanden,
L4v
Op het snarenspel van MEJUFFROU S.L.T.
+ JA Orfeus trok wel eêr, door 't lokkend snaargeluid,
L5r
Spes mea fumus est.
+ WYl ik dus zit en smook een pypjen aan den haart,
L5r
Verheeve Gedachten.
+ MYn zinnen, en myn ziel, waar dwaalt gy buiten westen?
L5v
Op een Afscheid.
+ O Oogen, die wel eêr uw grootste vreugt kost halen
L5v
PASIFEAS BEE.
+ WYl Pasife langs bergen, en langs dalen,
L5v
Op het speelen van een Batailje, Aan JUFFROU N.N.
+ WAt hart is zo verhart, dat het niet zou verslingren,
L6r
Op de Schildery van Juffr. C.S.
+ DIt is schoonheid zelf, doch maar in schildery:
L6r
Aan myn Nichte.
+ SChoon ik, ô charmante Nichte!
L6r
Aan JAN.
+ JAn zeid, dat hy straks myn gezontheid heeft gedronken,
L6v
GEZANGEN,
L6v
Pzalm XVI. Satiabor cum apparuerit Gloria tua.
+ IN't ryke en schoone Egiptenland
M1v
BRUILOFSGEZANG.
Toon: la Lande.
+ IS'er vreugde Hier op aard,
M2r
Op de Oogen van Kloris.
Toon: ma Duchesse.
+ WAar bleek immer de min
M2v
Toon: Hebbenze dat gedaan.
+ ONs Leisje buur, ons Leisje buur,
M3r
Oscula vana quidem, sed in his quoque magna voluptas.
Toon: Eerste Carileen.
+ LAast geleên,
M3v
Toon: la Prima.
+ WEg, weg, ik verlaat het malle vryen:
M3v
Toon: la Prima.
+ 'k JOkte wel eêr
M4v
De ontwapende Kupido.
Toon: la Duchesse.
+ LEst bad ik 't kleine Venus wicht,
M5v
Toon: Courante la Bare.
+ ERanamite, schoone zon!
M6r
Toon: Gavotte d'Anjou.
+ 'k LAat nu varen 't snoode goet,
M6v
Toon: Ba watte parten?
+ 'k JOkte voor dezen
M7r
Aar Sleutelbag.
+ 'k AChtze voor dwaats,
M7v
Toon: Gavotte d'Anjou.
+ DIegeen, die het kleine kind
M8r
Toon: Petits sots de Bordeaux.
+ ALs ik aan de zoetigheden
N1r
Toon: Courante la Bare.
+ O Zoet gedenken van de vreugd,
N1r
Toon: Courante la Bare.
+ KUpied leg nu uw wapens neêr,
N1v
Toon: Gavotte d'Anjou.
+ WYl ik hier du aan den haart
N2r
Toon: Courante la Franc,oise.
+ DUs pleegt de min op u zyn wraak,
N2v
Nieu Bruilofslied Van een Maaijer die ging maaijen in het ried En wat hem in het maaijen al is geschiet. Op de wyze. O Nigje, waar jy der myn Nigje niet, &c.
+ DAar zou'er een Maaijer uit maaijen gaan,
N3v
VOOR KLIMENE.
Toon: Kourante la Reyne nouvelle.
+ O Treurige eenzaamheid!
N4r
Aan KLORIMENE.
Toon: l'Isabelle.
+ IN't end, schoone Klimene,
N4v
De drie airen van de MUSKWETTAIRES, Aan KLORIS. N4v
Eerste Air. + HElaas! ik zucht en ween om niet, N5r
Tweede Air. + VOlmaakte Kloris! wyl u is bekent, N5r
Derde Air. KOst u myn getrouwigheid,
N5v
Simple Kourant. Aan KLORIS.
+ HEel t'onrecht beelt gy u myn min,
N6r
Aan KLORENIE, Op haar vertrek.
Toon: Karsnacht.
+ MYn schoone, wilt gy dus vluchten,
N6r
GEZANG.
+ IK min wel als ik wort bemind;
N6v
Toon: Simple Kourante.
+ INdien ik dacht, ô schoone zon!
N6v
Toon: la Fronde.
+ DIogenes, de wyze,
N7vr
Op een Afwezen.
Toon: Kourante la Bare.
+ ERanemite, schoone zon!
N7v
Aan KLIMENE.
Toon: Petite Altesse.
+ GEen schyn van vreugd, hoe groot en uitgelaten,
N7v
ZINGZANG.
Toon: Fillis soyes Kruelle.
+ IK heb het, by myn zolen,
N8r
Aan FILLIS.
Toon: La Gaillarde.
+ FIllis! wie kan uw schoonheid zien,
N8v
Aan KLIMENE.
Voix: La Sirene.
+ O Schoone zon!
O1r
Aan KLORIS.
Toon: Simple Kourant.
+ SChoone oogen! die, met schoot op schoot,
O1v
GEZANG.
+ INdien gy u zegt te branden
O2r
TEGENZANG.
+ ZO gy ooit, ô vriend! wilt minnen,
O2v
TOEZANG.
+ WAt kan d'ydle schoonheid baten,
O3r
Op een Afzyn. Vois La Duchesse Royale.
+ INdien, ô goddelyke maagd!
O3v
Sarabanda aan Fillis.
+ INdien gy my, gelyk ik u, beminde,
O4r
Aan KLIMENE.
Voix: Cyere Friponne, &c. [sic]
+ ZAl ik u dan hooploos beminnen,
O4r
La Tricarville.
+ DIe uw schoonheid niet bemint
O4v
Aan KLIMENE.
Voix: La Baptiste.
+ Ach! hoe lang zal myn Klimene
O5r
Aan KLIMENE.
Toon: la Contesse.
+ GY zegt Klimeen! dat gy my mind,
O5v
ANTWERPS GEDICHT, De MUNSTERSCHE TROMMELSLAG Op den Hollandschen toon.
+ DE Hollandsche viskop
O7r
EEN HOLLANDSCHE VUYSTSLAG; Op een Brabandsche Toon [...]
+ EEn Antwerpse Mispop,
P1r
De doodelyke nasmaak van de FRANSCHE BRANDWYN, En de levendige voorsmaak van 't ORANGIEWATER. Stemme: Za allon, op Dragon, &c.
+ ZA bom bom roert den trom,
P4r
Nouvelles de ce Matin, Contees au second jour des NOPCES. Sur la voix: Pour un seul coup, &c.
+ DE ce matin, l'Amante de Cephale
P5r
Sur une Volage.
Voix: Wallis.
+ AH dieux! que la flame est Cruelle!
P5v
RECHUTE; a PHILLIS.
Voix: La Petite Altesse.
+ PHillis! j'avois deja quite mes chaines,
P6r
Chanson a Boire.
Voix: La Gredeline.
+ CEux, que l'Amour transporte,
P6v
Courage de Fille.
Voix: Pour un seul Coup.
+ VAn deze nacht,
P7r
Voix: Gavotte d'Anjou.
+ AMour, oyant tant renommer
P7r
SERENADE Pour le même.
Voix: Courante Nouvelle.
+ LAs! pour quoi me faut il languir?
P7v
Sur le Changement.
Voix Phillis vostre indifference, &c.
+ VIve la Nouvelle mode
P8r
a PHILLIS.
Voix: Courante Simple.
+ PHillis! nonobstant ma douleur,
P8v
a la Mesme.
Voix: La Princesse.
+ PHillis! quand j'aimois vos yeux:
Q1r
Sur un Coeur de Diamant, Place sur la poitrine de CLORIS.
Voix: Le Grand Boure.
+ CLoris! qui brillez a la Cour,
Q1v
Sur une Absence. Vois: Courante d'Amirillis.
+ TRiste! je vous ouvre la porte,
Q1v
Sur un depart a LUCINE,
Voix: la Lande.
+ BElle Lucine! Souffrirez vous ce depart?
Q2r
a LUCINE.
Voix: Fillis soyex Cruelle, &c.
+ ENfin adieu Lucine!
Q3r
Sur le même Sujet.
Voix: La Comtesse.
+ OR sus, mon Coeur! il faut changer:
Q3v
Sur une Absence de huit jours,
Voix: Courante d'Ameronte.
+ NE pleurez pas, mes yeux!
Q4r
a CLIMENE.
Voix: La Bergere.
+ POurquoi être fidele,
Q4v
SARABANDE.
+ DE faire l'Afflige envers les belles
Q4v
Sur une Absence.
Voix: La Suedoise.
+ MAlgre la rigueur de l'absence,
Q5r
Sur l'Inconstance de FILLIS.
Voix: La Gaillarde.
+ L'Amour, je croy, seroit bien doux,
Q5v
Sur une Absence.
Voix: Courante la Reyne nouvelle.
+ DEpuis ce triste jour,
Q6r
Voix: Courante Madame nouvelle.
+ SOupirs trop indiscrets!
Q6v
SERENADE.
Voix: Courante Monsieur Nouvelle.
+ ALlez, tendres soupirs,
Q6v
SARABANDE.
+ SI vous m'aimez autant que je vous ayme,
Q7r
SARABANDE. Pour Phillis.
+ SI je voulois vous chasser de mon ame,
Q7v
RONDEAUX a Madame.
+ SI vous vouliez, j'ouvrirois franchement
Q7v
a MADAME.
+ MAdame! si j'avois cette presomption,
Q8r
RONDEAUX a KLIMENE.
+ EN vous aymant j'ay passe trois semaines;
Q8r
RONDEAUX Pour la mesme.
+ MA foy c'est trop souffrir sans esperance,
Q8v
QUADRAIN.
+ JAdis j'avois change d'amour pour une Angloise
Q8v
RONDEAUX, a la même.
+ JE l'ay bien dit cent fois, que mon Amour
R1r
Sur le jour de la Naissance De MADEMOISELLE N.N.
+ O Jour si fortune, & digne de Memoire?
R1r
A la Belle CORNELIE.
+ VOus qui liez les Coeurs, ô belle Cornelie!
R1v
CAPRICE a PHILLIS.
+ PHillis! je dis tout de bon;
R2r
Aux NOPCES De Monsr. & de Mademoiselle N.N.
+ OR sus, reville toy ma muse!
R3r
MISSIVE a MONSIEUR l'ESPOUX. Et MADEMOISELLE l'ESPOUSE.
+ MOnsieur N.N. vous sa Chere!
R3v
A UNE DAME, Sortant de son lict.
+ COmme la rougissante Flore,
R4r
RONDEAU REDOUBLE a Silvie.
+ DEpuis ce jour fatal, que je vous vis, Silvie!
R4v
RESPONSE de SILVIE, Sur le rondeau precedent.
+ NOn, non, n'appelle pas fatal ce jour heureux.
R5r
MENGELDICHTEN.
R5r
De Klagende NOOTEBOOM Van OVIDIUS.
+ IK Nooteboom, die aan de paden
S3v
Verdubbelt. ZEGEZANG der negen Muzen, Over de gedempte hoogmoed der Engelschen. Di te summoveant, ô nostri Infamia secli! Orbe suo; Telluque tibi, Pontusque negetur. Ovidius. [dit gedicht loopt steeds over de versozijden parallel aan de tegenhanger op de aangrenzende rectozijde]
+ TOen Engeland wel eer, in Kromwels tyen,
S4r
Verdubbelt ZEGEZANG der negen Muzen, Over de Triumferende dapperheid der Hollanders. Flebile principium, melior Fortuna secuta est.
+ TOen Holland, in de twede Willems tyen,
T1v
VOORVAL.
+ DE goeje Amyntas zat laast by zyn Klorimene,
T2r
Op een Spiegeltje van MEJUFFR. M.H.
+ O Glas! het welk zo vaak de schoonheên komt vertonen,
T2v
Land en Kerkenood.
+ MY lust de driften der hervormde Kerkelingen,
T6r
't Ongelyk Fortuin.
+ DAar d'eene mensch de zon zo loffelyk beschynt,
T7r
In het Stamboek Van de Heer KLEMENT VAN ZORGEN, Professer in de Mathesis, &c. [gedateerd "8 Juny 1669"]
+ 't IS byster zorgelyk in dees zorgelyken tyd,
T7v
Yets geurigs, op de promotie van Myn Heer, myn Heer J.V.B. Geworden Medecynen Dokter, May 1665, binnen Uitrecht.
+ APol, na hy wat had ontbeeten,
T8v
Op Amsteldam.
+ 't GEltzuchtig Amsteldam, met al haar zoete keyers,
V1v
GEDACHTEN Over 't onbestendig Geluk.
+ HOe wonderlyk verkeert des weerelds vreugd?
V2r
GEDACHTEN Op myn Kamer.
+ HIer in dit klein, doch stil vertrek,
V2v
GEDACHTEN.
+ HOe onstandvastig is't heelal,
V3v
GEDACHTEN Aan 't Noodlot.
+ O Noodlot! wat's uw wil in't end?
V4v
Verbaasde Klachten aan 't Noodlot.
+ O Droevig nootlot, 't geen my steets op nieus doet zuchten!
V5r
GEDACHTEN gehouden in een Kano op Zee, Aan myn Vriend N.N.
+ AL zittende in een holle boom,
V6v
MADRIGAL.
+ TIrsis verrukt door't zoet vermaak,
V7r
Aan Juffr. N.N. Op haar zwarte Hemdsmouwen.
+ GY, die ten minsten in uw mouwen
V7v
Op een kwetzuur van het Mesje van Juffr. N.N.
+ 'k BEken, gy hebt gelyk, o klein, dog straf geweer,
V7v
Aan SILVIA.
+ INdien 't een misdaad is het godlyk aan te bidden,
V8r
Aan Juffrouw N.N.
+ SChoon het bezit van geld en goed
V8v
Aan myn Vriend N.N.
+ WAt wenscht gy steeds om geld en goed?
X1r
PROGNOSTICATIE Aan Juffrou N.N.
+ VOlmaakte en schoone N.N.
X3r
Planeet van Mejuffrou N. Aan haar zelve.
+ NA 't snuflen in myn almanak,
X5v
LOFDICHT Ter eeren van ZAARTJE JANS, Kouzebraister in't Diaken Weeshuis t'Amsteldam, Op haar Boekje genaamt De Opwekking uit Liefde
+ WEl! ik sta schier dom en byster,
X6r
Op de zelve.
+ GY, die met platte Braaisters pooten
X6r
Op de zelve. Dubbelt Rondeel.
+ ALdus braide ik myn vers op't braiwyf van de Weezen,
X7r
Op 't verwoeste van de Zweedsche Vlood. Verdubbeld Rondeel.
+ SChrei vry, o Zweed, geveinst gelyk de Krokodillen,
X7v
Op de VREEDE Tusschen Engeland en Holland, Gesloten den 19. Feb. 1674. Verdubbeld Rondeel.
+ DIe't al beroerde door zyn wrede Sentinellen,
X8r
Op de zelve. Verdubbeld Rondeel.
+ NU schyt Louis van angst met al zyn Sentinellen,
X8v
Op de zelve. Verdubbeld Rondeel.
+ DE Zeemars geeft den geest en maakt zyn Kodicillen;
Y1r
Op de Victorie nacht, Gehouden den 14 Maart 1674. Verdubbeld Rondeel.
+ 't IS Vreê met Engeland, za Holland nu aan't branden!
Y1v
Op de zelve. Verdubbeld Rondeel.
+ OP de victorynacht ziet men veel kromme zinken,
Y2r
Ter geboorte verjaaring van Juffrouw GEESJE MEYERS.
+ WEl je bent van daag dan jaarig,
Y3v
Aan de Heer K. Huigens.
+ HOllandsche Maro, en Apolloos grootste zoon,
Y4r
KERMISGIFT, Aan de jong getroude luiden Monsr. en Juffrou N.N.
+ WYl je nu zult huis gaan houwen,
Y5v
NIEUWEJAARSGIFT, Aan Mejuffr. N.N.
+ 't JAar drieenzestig is voor by,
Y6r
Aan MEJUFFER N.N. Op haar Musiekkunst.
+ UW aangename keel, gehuwt aan't snaer geluid,
Y6v
De Dichter tot zich zelven, toen hy een deeltje van zyn Werken uit gaf.
+ WAar wil dit heenen Meester Fok?
Y7v
GRAFSCHRIFT Van den manhaften Kapitein PRUYST. Over het veroveren van 4 dampryke Schepen.
+ DE staartman kermt en klaagt van ramp,
Y8r
Bewys van de Maagdom, Aan JUFFER N.N.
+ INdien dat d'aangename roozen,
Z1r
Aan de twee handigste Styftertjes des weerelds.
+ ZA, waar zyn je styfzelpotten?
Z1v
REEKENING Van gedaane visitatie aan Mejuffer, N.N. in haar ziekte.
+ MYn min, die't Dokterschap, door lang by my te wonen,
Z2r
Nieujaarsgift Aan KLIMEENE.
+ KLimeene! ach, myn waarde zon!
Z2v
Aan den Poe~et N.N.
+ BEdroefde bastaart van Apol!
Z3v
Op het vereeren van een Kermishaantje, Aan Juffr. N.N.
+ IS 't dan omje vingerhoed,
Z4r
Aan Juffr. N.B. Hem tot kermis een oud Besje vereert hebbende.
+ HEer! wat is je Besje kribbig,
Z4v
Op het zenden van eenige Boekweite KOEKEN.
+ 'k ZEnd myn Heer, en Juffrou Spaars
Z5r
Tegen het beklach over de Boekweite Koeken, verbetert met een Hoen, en vier Kuikens.
+ IMmers zult gy meê bekennen,
Z5v
Op het Trouwen.
+ TAppen, dichten, en het trouwen
Z6r
Bruilofs Rondeel.
+ 't IS voor de Bruid, en u, ô Bruigom, meede,
Z6v
Aan N.N. Op zyn verzoek om een Vaarsje.
+ BEnje dan aan mosselschelpen
Z7r
Ongelukkige Vistocht.
+ 'k ZIe wel vrinden, 't zel niet lukken,
Z8r
Op het Spinnen van Mejuffer N.N.
+ ZA, waar ben je nu jy Muizen?
Aa1r
Op Dr. Jan.
+ NEen Jan, jy zult wel bedyen,
Aa2r
BRIEVEN.
Aa2r
BRIEF aan Mejuffer N.N. [rijmbrief]
+ ZInts ik myn afscheid laatst heb van uw oog genomen,
Aa2v
Brief aan een Vriend. [rijmbrief]
+ IN't end, 'k heb eens wat schrifts vernomen,
Aa4r
Salve AMICE. [rijmbrief]
+ UW brief van zaturdag acht dagen
Aa5r
Brief aan Mejuffrouw N.N. [rijmbrief]
+ ZInt ik lest van S.W.
Aa7r
Brief aan Juffer N.N. [rijmbrief]
+ GEdoog, o schoone! dat myn pen
Aa8r
BRIEF Aan myn Heer van BRANDWYK, &c. Over zyn Avondschoolen De Remedio Amoris. [rijmbrief]
+ HEer van Brandwyk! Hof, en Landryk,
Bb1v
Brief aan KLIMENE. [rijmbrief]
+ NA ik lest By de vest
Bb2v
Brief aan myn Heer N.N. [rijmbrief]
+ JOnkerheer N. Die verhuist
Bb5r
BRIEF, Aan myn Heer en Vriend, N.N. [rijmbrief]
+ HEer N.N. Op myn beê
Bb5v
Myn HEER. [in proza en in verzen]
+ ZEdert myn laatste vertrek heb ik het zo drok gehad
Bb7r
MEJUFFER. [in proza en in verzen]
+ INdien ik kon oordeelen mogelyk te zyn,
Bb8v
Mejuffr. en Nichte.
+ MEt de grootste vreugd des weerelds
Cc1v
Mejuffr.
+ DEze letteren (indien zy het geluk hebben
Cc2v
Een zeer gewichtig Compromis, Beneffens de uitspraak des zelfs.
+ ALzo verschil is gerezen tusschen de lofryke,
Cc4r
MEJUFFER.
+ IK zoude wel wenschelyk, begeerlyk, en willelyk,
Cc5v
MEJUFFER.
+ IN de tyd, die een scheiding begint te maken
Cc8r
Waarde VRIND.
+ MYn laatste was aan U E: van den 22. Sept. voorlede
Dd3v
Waarde VRIND.
+ IK heb over veertien dagen geschreven met een Hollandsch schip
Dd5r
MYn Heer, en waarde Vrind.
+ ALzo het schip, daar deze meê gaat, noch een dag langer
Dd8r
Aan de zeer Vermakelyke, Doch niet minder Eerbare Juffr. SARA, Klein MEERKATJE; VAN MEJUFFR. C.S.
+ OCh! hoe dank ik den Hemel! die u uit uw geboorteplaats
Ee1v
Liefdens onverzettelyke STANDVASTIGHEID, Vertoont in de wonderlyke Trouwgevallen Van ALERAME en ADELASIA.
+ HEt Keizerryk van't Westen dobberde
Ff6v
Einde van't Tweede en laatste Deel van FOCQUENBROCHS Thalia, of Geurige Zanggodin.
Ff7r
DE SCHOUBURG IN DE ROU over 't afsterven van HERMAN BRINKHUIZEN, Vermaard Tooneelspeelder. [ondertekend "Overleden den 14 September, 1695. A. BOGAERT."]
+ WAar zyn nu myn heldetoonen,
Ff8v
[blanco]

Aantal tekstregels:

38 (P1v).

Gecollationeerde exemplaren:

1-
Amsterdam: UB 500 G 6
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
2-
Antwerpen: SB C 8599
3-
Den Haag: KB 3 A 4:2
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
4-
Den haag: KB 30 F 24:2
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
5-
Den haag: KB 878 D 56
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
6-
Deventer: AB 13 E 61:2
7-
Gent: Ned. Sem 17N. 198:2
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
8-
Gent: UB BL 1996:1
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
9-
Haarlem: SB 122 A 47
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
10-
Leeuwarden: PB B 5539a:1
provenance: J.B. van Sminia.
11-
Leiden: privecollectie Jan Helwig.
12-
Leiden: UB 1200 E 31
opbouw: A8(-A8), B-Z8, Aa-Ff8.
13-
Leiden: UB 1048 E 54:2
14-
Utrecht: UB Z.oct. 2760:2

Niet gecollationeerde exemplaren:

1N-
Nijmegen: UB 464 C 122
2N-
Rotterdam: OB 1353 E 48 (?)
3N-
Rotterdam: OB 1384 G 5 (?)
4N-
Rotterdam: OB 1353 E 49 (?)
5N-
Groningen: UB EE f 4 (?)

Varianten:

a= binnenvorm A-katern; houtblok op titelpagina:
  I vrouwekop ex. 13, 14
  II plant in pot ex. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12
b= buitenvrom D-katern:
  I 56 gepagineerd als 50 ex. 1
  II 56 correct gepagineerd ex. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14
c= binnevorm M-katern:
  I 190 gepagineerd als 901 ex. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14
  II 190 correct gepagineerd ex. 1, 12
d= buitenvorm O-katern:
  I 209 gepagineerd als 901 ex. 2, 4, 5, 6
  II 209 correct gepagineerd ex. 1, 3, 7, 8, 9, 10,11, 12, 13, 14
e= buitenvorm T-katern:
  I 291 gepagineerd als 216 ex. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14
  II 291 correct gepagineerd ex. 1
f= buitenvorm Cc-katern:
  I 408 gepagineerd als 308 ex. 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14
  II 408 correct gepagineerd ex. 3
g= buitenvorm Dd-katern:
  I 432 gepagineerd als 332 ex. 1, 6, 7, 8, 12, 14
  II 432 correct gepagineerd ex. 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11, 13

Commentaar:

Deze editie is een regel-voor-regel nadruk van BF35 Hoewel dit deel het jaartal 1709 heeft, is het net als het eerste deel, in 1723 uitgeven. In alle voorkomende gevallen is deze editie bij een eerste deel met het jaartal 1723 ingebonden. De andere editie van het twee deel met het jaartal 1709 komt uitsluitend met een eerste deel uit 1709 voor. De zetter heeft in dit geval dus zijn de titelpagina van zijn kopij tot in het jaartal gevolgd.
Het de afdrukken van het houtblok met de vrouwekop zijn zeer slecht. Dit blok zal daarom zijn vervangen.