Afdrukken

lants-vaerder, die zy meende te vermeesteren, wierden van de Maets, daer op zijnde, soo ontfangen met Harpoenen, datter 2 van hun doot bleven, en eenige deerelijck wierden gequetst: 't sedert heeft men gheen Engelsse Sloepen meer op de Elf vernomen.
Bremen den 16 September.
Of schoon de Tractaten tot Rabingshausen, alwaer den Sweedtsen velt-heer sijn Quartier hout, als noch op handen zijn: soo gaet inmiddels de Vyandtschap noch dagelijckx voort; en hebben wy Gisteren een uytval op de Sweden ghedaen, waer by van weder-zyden eenige zijn doodt gebleven: Op heden geschiet diergelijcke, met wat succes weet men noch niet. Hert wert alles alles rondom dese Stad, 600 treden ver, gelijck gemaeckt, omme de inlogeringe soo na by te verhinderen. Al wat van Hout is, wert onder de Ghemeente verdeelt, alsoo sommige daer aen gebreck hebben. De Borgermeester Speckhans Huys is Gisteren door 't gemeene Volck onder de voet gehaelt; sonder dat het selve heeft konnen verhindert werden.
Beverle den 17 September.
Sijn Cheurvorstelijcke Doorluchtigheyt van Brandenburgh heeft aen sijne Bevelhebbers Ordre gesonden, om de gelicentieerde Troupen weder in dienst te nemen, en inder haest meerder Volck aen te nemen, om in 8 Dagen ghereet te zijn tot de generale Monstering; waer op dit aengesien is, daer van zijn verscheyde opinien. Men seght, de Handelinge tusschen de Sweden en de Stadt Bremen, wederom by der handt genomen zijn.
Hamburgh den 21 September.
Van Bremen komen geene Brieven meer: Ondertusschen zijn hier de Tydingen seer divers, eenighe willen noch spreecken, al of een Accoort op handen was zo daer nochtans alle dagen vyandelijcke Actien voorvallen. Die van de Stadt zijn onlanghs met 1500 Man uytgevallen, en hebben een goet aental Boeren, oock eeige Soldaten, in 't aenvullen van de Landt-groeven en 't maecken van een nieuwe Schans neder gemaeckt. Daer soude dagelijckx noch meerder Sweedts Volck voor Bremen komen; doch uyt Pomeren komen noch geene af marcheeren: Men hoopt noch een Accoort, alsoo de Uytheemse Gesanten noch te samen zijn; en indien Sweden niet iets hadde willen in 't Voorwerp veranderen, 't Accoort waer al ghemaeckt. Het Schip met Wynen, by d'Engelse genomen, weder gerestitueert en hier ghekomen zijnde, is nu alles stil op de Elve. Gisteren in den Prince van Denemarcken tot Altena gheweest. In Neder-Saxen en meer Plaetsen graseert de Pest machtigh. In Sweden soude seltsaeme Tweelingen gebooren zijn, 't een geel als Saffraen, en 't ander hebbende 2 Hoofden, 4 Armen, &c. P.S. Den 15 dese is tot Franckfurt, aen den Oder, door quaedt toe versicht van een out Wijf, een soo grooten Brandt ontstaen, datter by de 100 Huysen ijn verbrandt, en verscheyde Menschen om gekomen. Den Sweedtsen Veltheer Wrangel heeft niet alleen de ghenomen Hollandtsche Kaegh de Eygenaers gherestitueert; maer willende verhinderen de Caerijen der Engelse Sloepen, heeft 2 der selver aen gehaelt, op het Landt doen trecken, en haer Riemen in stucken gebroken.

NEDERLANDEN.

Uyt 's Landts Vloot den 19 Septemeber, 1666: doen-maels te Ancker leggende in de vlacke Zee Zuydt-Zuydt-Oost 6 mylen van Duynkerkcken.

Zedert laetst hebben wy geen Rescontre met d'Engelse Vloot gehad, doch die niet vernomen: als dat een Galjoot advys heeft gebracht, dat deselve op den 15 deser heeft gesien voor Portsmuyden, sterck omtrent 60 Zeylen, en 8 a 10 daarbinnen; of daer sullen willen blyven, omme op de Franse Vloot te passen, weet men niet: daer zijn 2 Galjooten afgesonden, omme gedachte Franse Vloottot Brest daarvan te waerschouwen. De Windt sedert laetst beginnende wat Noordelijck te waeijen, en wy met een Noord-Westen Windt voor Bologne op een Lager-wal zijnde; soo zijn wy op den 18 deser van daer onder zeyl gegaen, om weder de Hoofden te rugh te passeeren, en te leggen daer te leggen waer wy te vooren gelegen hebben, en den Vyandt daer af te wachten: doen-maels quam in de Vloot den Grave de la Fruillade, afgesonden van den Coning van Vranckrijk, die des anderen Daeghs als heden weder vertrocken is; en zijn wy nu weder ghekomen op de voorgaende Rendevous. Op heden vertreckt den Heer Secretaris Nieupoort nae 's Gravenhage.
Oostende de 20 September.
Alhier is gearriveert het Convoy, uyt Spangie komende, bestaende in 14 Schepen; doch zijn maer 13 binnen, het ander heeft door contrarie Windt niet konnen inkomem. Het Convoy nae Engelandt leght gereet, om te vertrecken.
Vlissingen den 21 September.
Onse Vloot seyt weder voor het Noord-Voor-landt, en de Engelse voor een gedeelte in Wicht: men seght oock, eenige Schepen op de Revier zijn, seer beschadight.
Middelburgh den 22 September
Hier is een Scheepje uyt Vranckrijck gearriveert, komende recht door het Canael, heeft op Maendagh 's Landts Vloot gesien by 't Noordt-Voor-lant. Op Gisteren quam tot Vlissingen een Oostendenaer, die, in compagnie van noch 13 andere Oostendenaers, uyt Spangie komende, in 't Canael van de andere was afgeraeckt: de Maets, daer op zijnde, senden in haer compagnie een Engels Schip gehadt te hebben, komende van Mallega, geladen met Rozijn en Wijnen: dan 't selve was in Zee door een Zeeuse Caper genomen.
Rotterdam den 22 September
Op Gister quam de Heer Secretaris Nieupoort uyt 's Landts Vloot, en vertrock na den Hage: En nu aenstants komt Tydinge van Sluys, dat gedachte Heer Nieupoort, dese Morgen ten 10 Uren, daer gepasseert is, gaende weder na de Vloot.
Antwerpen den 23 Septemb.
Vande Weeck zijn hier drie valsse Munters gevangen, een is 't ontsnapt, [.]ien seght al bekent hebben, dat veel valsse Coninghs Ducatons hebben geslagen en uytgegeven. Men stroyt hier niet als quade Tydinge van de Hollanders; doch daer niet van en volght. By Luyck seght men dat eenig Fransse Troupen souden trachten te komen logeren. Heden komt hier de blijde Tydinge van 't Arrivement van de Spaense Schepen, gelade met veel Silver, tot Oostende.
's Gravenhage den 23 September.
Den Heer Secretari Nieupoort quam Eergisteren hier uyt 's Landts Vloote, met Brieven van den 19 deser van den Heer Lt. Admirael de Ruyter self, als wanneer deselve in goeden stant weder voor Duynkercken was gekomen; waer op Vergaderingh geleydt zijnde, is gemelden Secretaris den volgende Nacht weder na de Vloot gesonden: of nu de Vloot daer sal blijven, of ergens elders heen zeylen, is gants ongewis. Men heeft gesproocken van de onpasselijckheydt van den Lt. Admirael de Ruyter; en nae men verstaet, so soude in of aen sijn Keele, door een Vlock van brandende Hennip, van een Stuck van zijn eygen Schip komende, wat beseert zijn; daer oock eenige Koorts by ghekomen soude wesen: maer doen ghemelden Secretaris van Boort gingh, was het vry beter, soo dat weder de Tafel begonde te frequenteren. d'Engelese Vloot soude sig tot Portsmuyden op houden: men vertrouwt, dat deselve vry beschadight is: of nu met dese Windt uyt het Canael sal komen, is onseecker. Den Brief, van haer Hoogh Mog:, aen sijn Majesteyt van Groot Brittagne ghesonden, is nu in druck, en kan by deselve gesien werden, hoe yverigh desen Staet, met ware Bewijsen, alsins na de Vrede heeft getracht, en noch tracht: waer op men te gemoedt siet, of van d'Engelse zijde nu anders als met protestatie sal werden gheantwoordt. Van den Ritmeester Buat verneemt men noch niet naeder. Den Heere van Oudijck, hier gekomen zijnde, is daer nae weder vertrocken na zijn Timmeragie in Zeelandt. Men twijffelt of wel eenighe Heeren Gedeputeerdens nae de Vloot mochten gaen; ghelijck voor desen is geschiedt.
's Gravenhage den 23 September
Van 's Landts Vloote heeft men noch geene nader Tijdinge, als die den Heer Nieupoort heeft gebracht: Men twijffelt niet, of de Vloot sal noch omtrent Duynkercken zijn verwachtende d' Ordres van den Staet. Op heden acht men de Solemnisatie van 't Huwelijk tot Cleef te geschieden. En volgens de Brieven van daer, verstaet men, dat voorleden Maendagh, den Heere Cheurvorst van Brandenburgh, met de Vorst van Nieuburgh tot Dusbergh, een half Uur van de Roer, soude aboucheren, en van sijne Furstelijcke Doorluchtigheyt soude werden getracteert.
Amsterdam den 24 September
Van Engelandt zijn dese Weeck geen Brieven; apparent werden deselve by d' Engelse self op gehouden, omme te ontduysteren den Toestant van hare Vloot, daer men seght, dat de Pest op ontsteecken is, en van 't harde We'er seer beschadight soude wesen. Onse Vloot onthout sigh op de hooghte van Duynkercken, zijnde van daer niet nieuws te verwachten, voor de Engelse af komen, of 's Landts Vloot most met deser Zuydt-oostelijcke Windt weder 't Canael inloopen. Dat de Franse schryven, dat Monsr. de la Feuillade nae 't Schip van den Heer de Ruyter was getrocken, omme de Franse Volontairen daer te commanderen, schijnt abuys te wesen, alsoo aenstonts weder vertrocken is. Men sal in 't korte vernemen, of d' onse de Fransse Vloot, daer nu zijn, sullen afwachten, als oock d' Engelsse. Uyt de Sont siet men 16 a 18 Oorlog-schepen te gemoet met eenighe Coop-vaerders. Van Bergen in Noorwegen is Tydinge, dat aldaer eenige van onse Caribes-vaerders waren gearriveert, daer onder een, die een Engelse Prijs by sigh hadde.



   Burgermeesteren ende Regeerders des Stadts Monickendam, waerschouwen mitsdesen een yegelijck, aenghesien de ghewoonlijcke Herfst Beeste-marckt binnen deselve Stadt, jegenwoordigh is komende op de ordinaris Maentlijcke Bedendagh, van Woensdagh den 6 October aenstaende, dat daeromme deselve Beeste-marckt, als nu sal worden genomen ende gehouden des Daeghs daer aen, zijnde Donderdagh den 7 der voorsz. Maent October; waer naer een yegelijck, de selve genegen zijnde te frequenteren, hem sal kunnen reguleeren.
   Op Dingsdag toekomende den 29 Septemb. 1666. nieuwe stijl, zijnde den 19 dito oude stijl, sullen tot Uytrecht verkocht werden, de naergelaten Boecken van Doct. Jacobus vander Voort zalig;, in sijn leven Canonic van St. Marie, bestaende in veele uytmuntende, raeckende de Theologie, en bysonderlijck Heremitici of Chemici, daer af de Catalogus sullen konnen gesien werden, tot Haerlem by Passchier van Wesbus, tot Leyden by Salomon Wagenaer, tot Rotterdam by Isaac Neranus, tot Amsterdam by Joannes Ravesteyn, en in 's Gravenhage by H. van Heyningen, &c.
   Wert een yder mits desen bekent ghemaeckt, dat de Post-wagens van Naerden over de Furstlijcke Hof-stad Osnabrugh op Minden, directe na Hamburgh, als mede het gantsche Lant Bronswyck, tot Berlijn, en Koninghsbergh in Pruyssen; als vorder by de Biljetten bekent sal gemaeckt werden: sullen wederom hun aenvanck nemen op den 27 deser Maendt September; zijnde Maendagh en daer aen volgende Vrydagh, ende soo alle Maendagh en Vrydagh continueren: Yemant hem van dese sekere, en spoedige commoditeyt willende dienen, vervoege sigh op de voorseyde Dagen met de Treck-schuyten op Naerden voornoemt, in 't vergulde vliegende Hert, alwaer het Post-Comtoir sal werden gehouden, en sullen de Wagens naermiddagh ten 6 Uren precijs afrijden, alwaer daer maer een Mensch.


Gedruckt to Haerlem, by ABRAHAM CASTELEYN, Stadts Drucker,
op de Marckt, in de Blye Druck. Den 25 September, 1666.