Afgelopen schooljaar ben ik opnieuw begonnen als leraar Nederlands op een middelbare school. Dat is een belangrijke functie in een belangrijk vak. Het leek me aanvankelijk best moeilijk om iedere leerling specifieke aandacht te geven en op het juiste niveau van uitdaging en terugkoppeling te voorzien. Maar dat bleek reuze mee te vallen.
Aangezien Nederlands in alle leerjaren een verplicht vak is, is het vrijwel altijd mogelijk om lekker volle klassen te maken. Dertig leerlingen in een klas is de norm, maar eenendertig en tweeëndertig is ook heel gewoon. In eerste instantie vroeg ik me af waarom ons onderwijssysteem dit bevordert. Ik dacht dat het veel effectiever zou zijn de helft van de leerlingen de helft van de tijd les te geven. Leerlingen zouden dan veel gerichter instructie krijgen, veel persoonlijker terugkoppeling en er zou veel meer rust in de klas zijn. De tijd die voor de leerlingen vrijkomt kunnen ze dan buiten de les zelfstandig aan opdrachten werken. Nu proberen we dat in de les te realiseren, maar je moet als leerling over bijzondere talenten beschikken wil je je in de klas kunnen concentreren. Het verplicht aantal te geven lesuren lijkt zo’n constructie echter in de weg te staan.
Na enige tijd besefte ik gelukkig dat ik het helemaal op het verkeerde gedachtenspoor zat. Ik herinnerde me namelijk opeens de lessen statistiek die ik van professor Ronald Does heb gehad. Zijn stelling was altijd: “statistiek begint bij dertig.” Vanaf een populatie van die omvang kan je zinnige statistische uitspraken doen, bij minder eigenlijk niet. Dertig is dus de kritieke grens. Daaronder ben je genoodzaakt iedere leerling als individu te benaderen, maar vanaf die grens kan je uitspraken over de groep als geheel doen. Er is toch weinig mooier dan een valide gemiddelde en standaarddeviatie. Bovendien helpt die groepsaanpak ook nog eens allerlei normen te halen die de overheid ten aanzien van cijfers stelt. Zo mag er maximaal een half punt verschil zitten tussen het gemiddelde van het centraal- en van het schoolexamen. Probeer dat maar eens voor elkaar te krijgen met een persoonlijke benadering.
Het blijkt dus helemaal niet de bedoeling te zijn dat je leerlingen persoonlijke aandacht geeft, alleen zitten de klassen bij sommige vakken niet vol genoeg voor betrouwbare statistiek en ben je er wel toe gedwongen. Ik prijs mij nu dus gelukkig dat ik Nederlands geef en voor klassen kan staan die die kritieke grens gepasseerd zijn.
P.S.
Ronald Does wees mij ook nog op iets anders dat interessant is voor Neerlandici. Het was hem opgevallen dat de meeste mensen spreken over "de wet van de grote getallen". Die wet bestaat echter niet. Er is is wel een wet van "de grote aantallen". Die zegt iets over convergentie naar een gemiddelde. Hoe groter het aantal waarnemingen uit een populatie (of van een kansexperiment), hoe sterker de convergentie van het gemiddelde van die waarnemingen naar het gemiddelde van die populatie. En dat mag best een groot aantal waarnemingen van kleine getallen zijn. Voor een klein aantal waarnemingen van grote getallen gaat de wet echter niet op, hoe groot die getallen ook zijn.