Vanwege de sancties na de inval in Oekraïne staan de Russische oligarchen volop in de belangstelling. En als zo’n vreemd woord als “oligarch” opeens door veel mensen die het alleen in dit verband kennen wordt gebruikt, kunnen er taalkundig interessante dingen gebeuren.
In de Volkskrant van 12 maart vestigde Paulien Cornelisse hier de aandacht op. Zij stelt dat het gebruik van deze term voor miljardairs van Russische afkomst een teken van xenofobie is. Dat “oligarch” in principe overeenkomt met “miljardair”, maar meer negatief geladen is. Daar keek ik van op, want dat is niet juist, terwijl taal toch, zeg maar, echt haar ding is.
Oligarchie is een uit het Oudgrieks afkomstige term die “bestuur door weinigen” betekent. (ὀλίγος (oligos) = 'weinig' en ἄρχειν (archein) = 'heersen’.) Het woord oligarch doelde oorspronkelijk dus niet op de rijkdom, maar op de macht van een persoon. Het kan goed gebruikt worden voor de Russiche miljardairs, omdat die een kliek rond Poetin vormen die in feite de dienst uitmaakt. We noemen Jeff Bezos miljardair en niet oligarch, omdat we veronderstellen dat hij niet veel te zeggen heeft in het landsbestuur.
Veel aardiger is de verschuiving in betekenis die ik vermoed door de uitspraak van enkele journalisten op de televisie. Zij zeggen “óligarchen”, met de klemtoon op de eerste lettergreep. Daar maak ik uit op dat zij juist dat olie-deel van het woord heel belangrijk vinden. Misschien in de veronderstelling dat dat de herkomst van de rijkdom aanduidt. Ik wacht dan ook gespannen op het moment dat de eerste journalist zich realiseert dat hij fout zit en Alexei Miller een gasgarch noemt.