Na een klein jaar met veel sores, weinig trainen en nul wedstrijden is het er nu toch weer eens van gekomen. Een wedstrijd bedoel ik. Om mezelf over de drempel te helpen had ik me aangesloten bij een groepje van mijn triatlonvereniging dat, onder begeleiding van novicenmeester Coen, naar een debuut op de achtste afstand in Utrecht toewerkte. Dat gaf mij toch wat ruggensteun. De drive van trainingsgenoot Joke om er ook samen echt wat aan te doen gaf extra momentum om de drempel te nemen.
Zo gingen Joke en ik de dag voor de wedstrijd het parcours verkennen. Dat bleek nog niet eens zo gemakkelijk met een slecht leesbare zwart/wit afdruk van het programmaboekje. Niettemin hebben we het grondig aangepakt en zelfs een stuk gezwommen in de veilinghaven. Het was mij direct duidelijk dat het water zo warm was dat ik zonder wetsuit zou zwemmen. Dat was een opluchting, want ik vind dat toch een heel gedoe, zo'n wetsuit. Bovendien was mijn pak in de periode dat ik weinig getraind heb flink gekrompen, zodat het oncomfortabel strak zit.
Een ander deel van mijn voorbereiding bestond eruit dat ik twee nachten vooraf aan de wedstrijd vrijwel niet geslapen heb. Van woensdag op donderdag had mijn dochter een 'slaapfeest' in tenten in onze tuin. (Om half vier 's nachts heb ik nog een groep ongenode jongens weg moeten jagen.) Van donderdag op vrijdag kreeg mijn zoon opeens een hevige koortsaanval, pijn in de buik en ademhalingsproblemen. Zo zaten we om vier uur 's nacht in het ziekenhuis, waar hij onderzocht werd op een acute blindedarm ontsteking. (Dat bleek het uiteindelijk niet te zijn, maar hij was wel flink ziek.)
Maar goed, de zaterdag rustig verkennend toch weer enigszins bijgekomen en de zondag van de wedstrijd finaal door de wekker heen geslapen. Het was opeens haasten om op het afgesproken tijdstip bij Joke te zijn. Rijdend langs de Oude Kerk hoorde ik mijn fiets op een vreemde manier aanlopen. Ook dat nog. Toen ik stilstond om mijn fiets te inspecteren bleef het geluid aanhouden. Er bleek een verlaten brommer met stationair draaiende motor tegen het fietsknooppuntbord te staan. Nu even geen tijd. Dat komt later wel.* Eerst de wedstrijd. Bij Joke op de oprit had ik nog net de tijd om even iets te eten en me te realiseren dat mijn fietsbril nog thuis lag.
We fietsten naar Den Dolder om daar de trein te nemen. Op zondag vertrekt de eerste trein uit Soest pas om acht uur en dat vonden wij te laat. Bovendien is een stukje fietsen erg goed om je orthosympatisch systeem op gang te brengen. (Jazeker, ook jij hebt zo'n systeem.)
De reis ging heel voorspoedig. Het ophalen van het startnummer ook. We waren zo op tijd bij parc fermé 2, waar we de fiets/loop-wissel in moesten richten, dat we er nog niet in mochten. Dan maar alvast in de weer met het startnummer, dat te dik was voor de buttons van mijn startnummerband. Dat wil zeggen, naar mijn vermogen. Trainingsgenoot Fred S., over wie later meer, bleek over "tangen aan de onderkant van zijn armen" te beschikken waarmee hij de buttons in een ommezien over mijn startnummer vastdrukte. Ik ken ook iemand met flessenopeners aan de onderkant van zijn armen. Heel handig.
Ruim op tijd had ik ook parc fermé 1 ingericht. Ik had zelfs nog even tijd om ruzie te maken met Joke over de wijze waarop ze haar fiets moest ophangen. (Voorwiel naar je toe of van je af.) Novicenmeester Coen, die vanaf een hoger gelegen terras het gepruts overzag, werd gevraagd een Salomonsoordeel te vellen. "Net wat je het handigst vindt."
In de schaduw was het goed te doen, maar in de zon was het nu toch wel flink warm. Blij dat ik geen wetsuit aanhad.
Blijkbaar had niemand behoefte aan de briefing bij de start, want men was druk in gesprek met elkaar, zodat er vrijwel niets van te verstaan viel. Omdat de kademuur nogal hoog, de trapjes nogal stijl, en duiken/springen onverantwoord is, was de start in het water. Iedereen moest gaan liggen achter een denkbeeldig startlijn tussen de meerpalen en een grote gele boei. Een minuut voor de start leek dat aardig gelukt te zijn. Trainingsgenoot Fred had echter afgelopen tijd teveel voetbal gekeken. Hij hing aan de gele boei en trok deze zo'n meter of twee naar achteren waardoor de helft van het veld buiten spel kwam te staan. Met een kleine vertraging viel alsnog het startschot.
Ondanks de drukte en enkele rake klappen lukte het me om vrijwel de ideale lijn te zwemmen. Ik merkte wel dat het kleine beetje techniek dat ik heb mij in het wedstrijdgeweld ras verlaat. Waar ik er bij een training aardig in slaag 1-op-3 te ademen en redelijk vlak te liggen, ging het nu al gauw naar 1-op-2 en ik voelde mijn benen flink hangen. Na het ronden van de verste boei kwam er meer ruimte en slaagde ik erin af en toe de borst goed in het water te drukken. Af en toe, want het navigeren was best moeilijk tegen de zon in. Vlak bij het trappetje werd het weer wat drukker en duwde iemand mij nog even flink onder water. Ik klokte 10:51 onder aan de trap. De mat voor de chip lag natuurlijk boven en klokte 11:05. Dat scheelt optisch meteen een minuut.
De gele boei is goed te zien, maar waar ben ik?
In het parc fermé rende ik langs de mede novicen Petra en Floor, die dus sneller hadden gezwommen. (René, die ook sneller was, heb ik niet gezien.) Fred kwam weer bij mij langs. Hij had veel last gehad van de drukte.
Lekker snel wisselen, zo zonder wetsuit: 2 minuut 13. Clubgenoot Olivier bewees echter dat het ook in 54 seconden kan.
Het fietsen ging aanvankelijk lekker. Ik heb door gebrek aan training nog niet zo'n idee op welk tempo ik mijn ambitie moest richten, maar gemiddeld 32 km/u moest toch kunnen. Het leuke van slecht zwemmen is het inhalen bij het fietsen. Het duurde niet lang voordat ik Petra voor mij herkende. Met een "zet hem op" reed ik haar voorbij. Ik heb daar misschien een kans laten liggen om haar volledig protocollair op de billen te tikken. Volgens trainer en zeer ervaren triathleet Gerrit is dat wat triathleten ter begroeting doen als ze elkaar passeren. Maar ik kan me ook voorstellen dat dat alleen tijdens het lopen geldt.
Tegen het einde van de eerste ronde werd ik ingehaald door Fred. Hij reed me behoorlijk hard voorbij, maar bleef hangen op zo'n 200 meter voor mij. Dat duurde zo een minuut of vijf. Op de hobbelige weg naar de Prins Claus brug kwam ik langszij. Aangezien Fred mij een week eerder op de Vlasakkers nog volledig zoek had gefietst, vond ik het niet gepast hem voorbij te rijden. "Kom op Fred, je bent beter dan ik. Laat het zien." En daar ging Fred, om even later toch weer iets terug te zakken. We gingen kort achter elkaar de bocht door naar de oprit van de brug. Ik moest nog even flink in de remmen, omdat er van onder de brug een niets vermoedende fietser het parcours op kwam. De verkeersregelaars waren te druk met elkaar in gesprek om dat op te merken, dus riep ik "pas ôôôôp". Het ging net goed.
Met een flink aangezette klim kwam ik op het hoogste punt van de brug weer naast Fred te rijden. Ik was opeens misselijk. "Fietsen joh!", kon ik nog net uitbrengen. Toen moest ik echt even inhouden. Misschien dat een slokje help. Niet dus. Ik zag Fred nu een flink gat slaan. Zelf reed ik tempo 'heel houden'. Rustig aan terug over de brug. Weer drinken. Het ging iets beter. Fietsen maar weer.
Na de laatste halve ronde zwenkte ik naar het parc fermé. Beide schoenen los uit de clips en net voor de balk van de fiets afspringen. Ik voelde dat het fout ging aflopen. Ik ging nog veel te hard. Hangend aan mijn fiets gleed ik met mijn gladde fietsschoenen over het asfalt. Maar ik kon op de been blijven. Voor de toeschouwers moet het er heel professioneel uit hebben gezien.
Ik parc 2 trof ik Fred, die pal naast mijn plek aan het wisselen was. "Bedankt voor de aanmoediging." "Graag gedaan." En weg was Fred. Snel loopschoenen aan en veters strikken. Buff op. Nog even wat drinken. Lopen maar. Een loopster uit een trio-team die op haar fietser stond te wachten vroeg: "En, gatie goed?" "Weet ik niet. Het ergste moet nog komen."
Nu is lopen na het fietsen sowieso geen feest, maar het viel mij nu extra zwaar. Het lopen had ik de afgelopen tijd nog het minste getraind. Bovendien was het toch wel erg warm en moesten we grote stukken in de volle zon lopen. Ik was nog steeds misselijk. Even dacht ik aan opgeven. Opgeven? Van te voren zeggen dat het je niet om de tijd gaat maar om het finishen en dan opgeven? Natuurlijk niet. En zolang Joke me niet voorbij is hoef ik me toch ook nergens voor te schamen..... Hup vooruit met de kuierlatten!
Na een dikke kilometer ging het iets beter. Ik zat nog wel tegen de misselijkheid aan, maar ik begon in te lopen op wat lopers die kennelijk te snel gestart waren. Op de Croeselaan haalde ik er een aantal in. Helaas bleek toen dat ik mijn veters te haastig gestrikt had, want de lange slierten tikten hinderlijk tegen de grond en tegen mijn enkels. Even de schaduw opzoeken om opnieuw te strikken. Die elastieken veters moeten er toch maar eens van komen. Hierna kon ik natuurlijk opnieuw de achtervolging in zetten op degenen die ik zojuist had ingehaald.
Bij de eerste doorkomst langs de finish stonden novicenmeester Coen en trainer Iwan aan te moedigen. "Gaat het goed." Ik schudde meewarig het hoofd. Wat een hitte. Wat een misselijkheid. Wat een hobbelpad.
Na de 'aanlooproute' nog een rondje met een keerpunt. Het vervelende van een keerpunt is dat je dezelfde weg terug moet. Het leuke van een keerpunt is dat je nog eens iemand tegenkomt. "Zet hem op Fred." "High five Joke."
Ik was nu vrij zeker dat ik de wedstrijd uit zou lopen en dat ik niet eens zo'n gek figuur zou slaan. Bij de jaarbeurs stapte een groep mensen uit een toeristenbus het parcours op. Een verkeerregelaar maande hen voorzichtig te doen. "Oh, een hardloopwedstrijd." "Nee,"zij de verkeersregelaar, "een triathlon." "Een triathlon? Zo hé." zeiden met gepast ontzag. Precies: 'zo hé.'
Ik haalde op de valreep een jonge vent in die mij op de finishlijn alsnog terug pakte. (Kinderachtig!) 1:20:37. Een persoonlijk record! Zo lang heb ik er nog nooit overgedaan. Zelfs mijn allereerste achtste, in Huizen, was met 1:16:58 sneller. Nu is het wel zo dat die triathlonparcoursen nooit helemaal kloppen qua afstand. In Huizen is het loopparcours notoir kort en volgens mijn meting was het fietsparcours in Utrecht aan de ruime kant. Laten we het daar maar aan laten liggen. En aan het weer: 26 graden in de schaduw en volop zon.
Vlak achter de finish stond iemand met een tuinslang de teil te vullen waaruit de drinkbekers werden getapt. Zij zag hoe ik er aan toe was en bood mij spontaan de slang aan. Ik liet het water heerlijk over mijn hoofd, rug en borst lopen. Wat was dat lekker.
In het finishgebied trof ik Fred, die niet lang voor mij was aangekomen. Gezamenlijk wachtten we op de finish van Joke (kapot maar blij), Floor (gelukkig eerder dan moeder Petra), Petra (blij dat Floor eerder was, want anders ), René en Irene (beiden ondanks een weinig optimale voorbereiding gestreden voor wat ze waard waren). En steeds zoenen, behalve bij René, die een schouderklop kreeg.
Novicenmeester Coen was heel tevreden met zo'n grote groep finishers. Iwan was letterlijk en figuurlijk zo goed gemutst (hij had een soort gebreid Inca-hoedje op), dat hij bereid was een rondje te geven op het terras. Dat was echter niet nodig om ons over de streep te halen. Na het vergaren van alle spullen troffen we elkaar weer onder een grote parasol. Daar heeft Irene (@irenebla) nog een mooie foto van getwitterd. De koffie en het broodje lamsham smaakten mij voortreffelijk.
Hierna ging iedereen weer zijns weegs, zoals het hoort. Mijns weegs was met de trein naar Soest en lekker in de schaduw in de tuin zitten.
Op bijgaande grafiek is te zien dat Fred momenteel 'best in class' is, en zijn zoon Olivier, die eerste is geworden bij de junioren, buitencategorie.
Schieterlid Kathy Rider is noch in mijn verslag, noch in de grafiek te vinden. Dat is niet omdat ze sneller was dan ik (1:20:00), maar omdat ik kennelijk tot nu toe in een parallelle wereld heb gesport. Ik had er geen idee van dat zij een clubgenoot was.
Zo, ook dit verslag was de eerste sinds lange tijd. Daar moet ik ook weer een beetje inkomen. Ik hoop dat de volgende beter wordt.
* Een week later stond de brommer er nog. De motor draaide natuurlijk niet meer. Ik heb maar even een berichtje naar de politie gestuurd.