Dit keer was het de dood of de gladiolen. Ik had geen reservekans in mijn achterzak. Hier in Enschede moest ik een PR op de marathon gaan lopen.
In 2005 had ik al eens een halve marathon in Enschede gelopen. Daar had ik geen goede herinneringen aan. Het parcours was saai, eigenlijk een lange rechte weg naar Gronau en weer terug. Bovendien was het parcours misleidend door de lange stukken vals plat. Ik kreeg het toen na 16 km erg moeilijk in de klim naar Enschede en heb op de laatste kilometers zelfs een stukje moeten wandelen. Eindtijd 1:57:42. Een gewaarschuwd man telt voor twee en ik had zelfs twee waarschuwingen gehad, ook nog een voor de temperatuur, dus ik telde wel voor vier. Of misschien wel voor 6 (of voor 8, ik weet niet precies hoe dat werkt), want ik had na de problemen in Rotterdam inmiddels ook maatregelen kunnen treffen om mijn waterbelt te zekeren. Deze had nu een veiligheidsspeld om het openspringen van de sluiting te voorkomen en klittenband aan de binnenzijde tegen het afzakken.
Op weg naar de kleedruimte in de parkeergarage onder het Van Heekplein werd ik toegeroepen door iemand die ik in geen 20 jaar had gezien. Lars T was een maatje uit mijn militaire diensttijd. We zaten samen in de opleiding in Tilburg. Toen was ik, hoewel zes jaar ouder, sneller dan hij op de 5 km, die ik tot mijn eigen verbazing vrij redelijk bleek te kunnen lopen. Tegenwoordig liep hij de marathon in 3:35, maar ja, ik ben nog steeds zes jaar ouder hè.
Na de exorbitante 27 graden in Rotterdam was het de hele week fris geweest. Het was een tegenvaller dat de temperatuur juist op de zondag van de marathon weer zou stijgen naar 21 graden, maar voorlopig was daar niet zo veel van te merken. Ik ging 's ochtends van huis bij een temperatuur van 12 graden en om kwart voor elf waren er mensen in het startvak die zelfs in de volle zon nog een extra wegwerpshirt droegen. Op een of andere manier was ik in het wedstrijdvak beland. Daar was volop ruimte. Die Kenianen nemen bijna geen plaats in.
Ook in Enschede heeft men een kanon voor het startschot. De liefste wens van een 11-jarig meisje, die zo graag haar opa op een marathon wilde wegschieten, ging daar in vervulling. Toen liep de rest ook maar mee.
Ik ging weg op het schema dat ik voor Rotterdam had gemaakt: 5:35 per km op de eerste 30, ruimte om te zakken tot 5:55 per km op de laatste 12. Dat schema hield natuurlijk geen rekening met de dalingen en stijgingen in het parcours. Het was dus moeilijk om je daar strak aan te houden. De eerste drie kilometer liep ik dan ook onder schema, maar dat mocht ik van mezelf, want het daalde. Die tijdwinst moest ik dus op de terugweg weer inleveren. Bovendien vond Lars het ook goed. Toen hij mij inhaalde riep hij: "Prima tempo, vasthouden hè."
Het lopen ging redelijk comfortabel. Ik werd steeds ingehaald, maar dat was te verwachten als je zo ver voorin start. Het was wel wat warmer geworden, maar het was niet benauwd. Er stond een licht windje dwars op het parcours. Over flinke lengtes konden we in de schaduw van vers ontloken eikenbomen lopen. Elke 2,5 km was er een drankpost. De eerste sloeg ik over, want ik had voor de start nog behoorlijk gedronken, maar, na mijn ervaringen tijdens mijn eerste marathon, natuurlijk niet tè veel. Ik merkte wel dat ik al snel een droge mond kreeg. Dat was met een paar druppels uit een flesje uit mijn belt zo opgelost.
Het voelde inmiddels zoals het zou moeten voelen. Heel gemakkelijk. Bij de grensovergang naar Duitsland zat ik een dikke minuut onder schema, maar nu ging het weer stijgen tot in Gronau. Ik voelde nu pas een druppeltje zweet mijn ooghoek indruipen. Eigenlijk had ik bijzonder weinig last van de warmte. Behalve dan steeds die droge mond.
Vergeleken met de marathon in Rotterdam is die in Enschede een hele vriendelijke marathon. Je hebt als loper veel meer ruimte. Zowel in de kleedkamer als op het parcours. Het is waar, er is minder publiek, maar omdat de lopers niet in hordes voorbij trekken is dat publiek wel echt voor jou en heb je soms even oogcontact.
Vlak voordat ik Gronau inliep kwam Lars er al weer uit. We staken beiden de duimen omhoog. In Gronau liepen we een lus door het dorp. Geen enkel Deutsche Bratwurst-kar gezien, terwijl er in Enschede een prominent op de oude markt staat. Wel was er gezellige muziek en gezellig Duits publiek dat het allemaal 'großartig' en 'super' vond. Het dorp uit mocht ik weer een stukje dalen, maar ik was op mijn hoede. Niet te snel.
Op de terugweg stond de zon hoger. Er was minder schaduw. Ik dronk nu bij elk waterpunt twee/drie slokken. Op het 15-km-punt, waar de weg weer begon te stijgen, zat ik met 1:21:55 riant op schema. De klim naar Enschede ging prima. Ik passeerde de eerste wandelaars. Wel moest ik, zoals verwacht, een dikke minuut inleveren, maar zat op de 20 km met 1:50:57 nog altijd 50 seconden onder schema.
In plaats van door te lopen naar de finish in het centrum, bogen we af om een omtrekkende beweging door de buitenwijken te maken. Het kort afwisselend stijgen en dalen, hoewel gering, zorgde ervoor dat je moeilijk in een ritme kwam. Er was hier wat minder wind, maar ik vond de warmte nog steeds erg meevallen. Ik transpireerde nauwelijks, terwijl ik normaal na een half uurtje lopen drijfnat ben. Toen ik over mijn gezicht streek voelde ik wel hoe het stof zich daar had vastgehecht. Ik moest maar eens aan een fruitreep beginnen voordat ik echt trek krijg.
Op het halve marathonpunt had ik met een tijd van 1:57:13 en nog prima fit een uitstekende uitgangspositie om inderdaad binnen de 4 uur te gaan lopen. Ik kon tevreden zijn. Ik trakteerde mezelf op een stukje banaan en had te doen met de uitgeputte lopers die aan het wandelen waren geslagen.
Tegen de 24ste km begon mijn maag een beetje te protesteren. Misschien toch te veel gedronken? Elke 2,5 km drie slokken loopt toch uiteindelijk ook op. Hoeveel water kon het darmstelsel bij inspanning ook al weer verwerken? Een halve liter per uur? Daar kom ik natuurlijk wel aan. Wat rustiger lopen dan maar, want met overgeven tijdens een marathon heb ik hele slechte ervaring. Wel jammer dat ik nu al gas terug moet nemen, want ik zit nog lang niet op de 30 km. Nog niet getreurd, misschien komt mijn maag zo weer tot rust en kan ik weer aanzetten. Zo lang de pacer van 4 uur nog niet voorbij is, is er geen vuiltje aan de lucht.
Bij de 26ste km schoot er een lelijke kramp in mijn rechter kuit en ook mijn linker sputterde hevig. Even rekken, stukje wandelen, en weer door. Voorzichtig aan maar. Ik moet de boel vooral heel houden.
Mijn km-tijden lagen nu ver onder schema. Daar was de pacer van 4 uur. Gewoon laten gaan maar. Het is veel te riskant om op dit moment aan te haken. Alles onder de 4:15 is een PR.
Vanaf de overkant van de weg, waar de snelle lopers al weer terug kwamen. Riep Lars mij toe. "Gatie?" Ik besloot nu toch maar eerlijk aan hem en aan mezelf toe te geven dat het niet zo goed ging. "We zitten hier ook al aardig kapot." riep hij, waarschijnlijk als troost bedoeld. 30 km 2:54:02. Dat was 6 minuten boven schema. Die 4 uur kon ik geheel uit mijn hoofd zetten, maar ik had nog ruim 1 uur 20 voor de laatste 12 km om toch nog een PR te lopen. Dat moest toch te doen zijn. Bovendien kon ik Isabel niet teleurstellen, die natuurlijk toch ergens onverwachts langs het parcours zou staan. Doorgaan dus. Het parcours meanderde door de nieuwbouwwijken. Er moest ergens een keerpunt komen, maar na iedere bocht kwam een volgende. Gelukkig, uiteindelijk was het keerpunt er dan toch. Dan ben je tenminste aan de terugweg bezig.
Ik was eigenlijk niet zo zeer moe, als wel dat mijn benen niet helemaal deden wat ik wilde. De kramp was weer terug gekomen. Weer rekken, weer een stukje wandelen en dan weer hollen. Ik werd ingehaald door drie Duitse lopers die volgens hun shirt lid waren van de 100-marathonsclub. Het verbaasde mij dat zij op dit moment pas hier liepen en nog meer dat ze 150 meter voor mij overschakelden op wandelen. Het duurde niet lang voordat ik ze passeerde.
Kort daarna was het mijn beurt om stil te vallen. Weer die kramp. Die kwam nu steeds sneller terug. Daar was de 100-marathonsclub alweer en ook nog een man in een blauw shirt die naast mij tot stilstand kwam. "Lastig hè!" Het bleek zijn eerste marathon te zijn. Dan bofte hij, want hij zou hoe dan ook een PR lopen.
We probeerden weer een stukje te dribbelen. 200 meter verder stond ik weer stil wegens die verdomde kramp. De man in het blauwe shirt kwam net iets verder dan ik.
36 km 3:37. Ik heb nog 38 minuten voor de laatste 6 km. Normaal geen enkel probleem, maar de benen wilden niet meer. Zodra ik even aanzette schoot direct de kramp erin. Aan de overkant van de weg kwam de bezemwagen voorbij. De limiettijd was 5 uur, maar net voor de bezemwagen uitlopen was toch ook geen aantrekkelijk beeld. Voor de vrouw die inmiddels naast mij wandelde, was het zelfs een nachtmerrie als dat zou gebeuren. Zij bekende trainster van een marathongroep te zijn. Zelf was ze nu aan haar 43ste bezig. Ze was bang aan de finish door een groep van 9 man sterk uitgelachen te worden. Maar hoe kon het dan met zo'n ervaren loopster zo misgegaan zijn? "Waarschijnlijk zoutgebrek." zei ze, naar de witte randen op haar shirt wijzend. Even later ging ze er toch weer vandoor, gedreven door de angst voor de bezemwagen.
Zelf had ik het nu definitief opgegeven. Die benen deden het echt niet meer. Zoutgebrek zou ook daarvoor wel eens een hele plausibele verklaring kunnen zijn. Ik haalde m'n hand nog eens over mijn gezicht. Ja hoor, dat was helemaal geen stof. Het waren allemaal zoutkristallen.
Het publiek was dun, maar er waren nog wat volhouders. Ik had nu de tijd om af en toe een kort praatje te maken. "Lekker weertje hè?" "Ja voor ons wel, maar voor jullie niet." "Ach, als je je niet te druk maakt is het goed te doen."
Meer de binnenstad in werd ik vanaf het caféterras toegeroepen. "Nog een klein stukje!" Ik hield mijn geopende handen naar boven. "Opperdepop." "Nou, ik doe het je toch niet na." "Ik mezelf ook niet."
De pacer van 4:15 was al mij al gepasseerd een met een man of zes in zijn kielzog. Een enkeling kwam nog dribbelend voorbij in een laatste poging waardig de markt op te komen. Ik hield het bij wandelen. Nou, vooruit, om de finish te passeren toch nog even een versnelling. Mijn kuiten protesteerden direct hevig. 4:41, wat een narigheid. Duidelijk geen gladiolen.
Topsport is afzien, maar tobsport ook.
Het bleek een ideale dag te zijn geweest om de was te drogen. Bij het omkleden trok ik een kurkdroog shirt uit. De zoutkorsten stonden op mijn wenkbrauwen. Tegenover mij zat iemand die bijna huilend mededeelde dat dit toch echt zijn laatste marathon was geweest. Lars heb ik niet meer gezien in de kleedkamer. Achteraf bleek dat hij niet gelogen had over zijn gesteldheid. Hij was met 3:55 ver boven zijn normale tijd over de streep gekomen.
Ik moest nog een heel stuk naar de trein strompelen. De intercity vertrok om 16:56. Om 16:54 stond ik op de trappen van het station, maar ik zag werkelijk geen kans om op tijd op het perron te zijn. Ik kon de trein nog net nazwaaien.
Ik had nu wel gelegenheid om extra drinken in te slaan en een zak chips te kopen. Ik eet sowieso graag chips, maar in dit geval verwachtte ik er ook een medicinale werking van. En inderdaad, op de terugreis voelde ik mij helemaal opknappen. Eigenlijk was ik helemaal niet moe. Tussen Almelo en Deventer deed ik nog wat rek en ontspanningsoefeningen in de verder lege coupe. In Amersfoort stapte ik als herboren uit de trein. Van de kramp in mijn benen was bijna niets meer over. Soepeltjes liep ik de trap af naar de plaats waar mijn vrouw mij met de auto op zou halen.
Ik ben er van overtuigd dat deze mislukking niets met mijn loopconditie, maar van alles met mijn stofwisseling te maken had. De ochtend van de marathon woog ik 81 kilo. Op de dag van de marathon heb ik voor, tijdens en na de wedstrijd, totaal ongeveer 7 liter gedronken. Het vochtverlies via urine was hooguit 300 gram. De ochtend na de marathon woog ik 79,5 kg. Ik ben de dag van de marathon dus ruim 8 liter vocht (en zout) kwijtgeraakt! Dan ben ik er eigenlijk nog goed van afgekomen.