Zo sluit Karel van het Reve een bedenking bij de evolutietheorie af.* Ik heb het ook even op moeten zoeken, maar het blijkt een citaat te zijn uit een van de satiren van Horatius (I, 5 vers 100). Het wordt daar vervolgt met: “non ego.” Het betekent: “Dat mag de Jood Apella geloven, (… maar ik niet)”. Apella stond kennelijk bekend om zijn lichtgelovigheid. Waarom het van belang is te weten dat het een Jood is ontgaat mij. En het ontgaat mij helemaal waarom Van het Reve juist dit citaat gebruikt om duidelijk te maken hoezeer hij twijfelt.
Maar goed, waar twijfelt Van het Reve dan precies aan. Nou, Van het Reve twijfelt aan de evolutietheorie, omdat deze het bestaan van de miereneter niet kan verklaren.
De miereneter is namelijk een dier dat een aantal eigenschappen heeft die, volgens Van het Reve, uitsluitend in combinatie voordeel opleveren en waarvan men moeilijk kan aannemen dat die, in die combinatie, door toevallige mutaties ontwikkeld zijn.
Het gaat hier om:
- een lange tong
- een kleverige tong
- de neiging om die tong in een mierenhoop te steken.
Volgens Van het Reve geheel onafhankelijke eigenschappen.
Maar die eigenschappen zijn natuurlijk helemaal niet onafhankelijk. Het zou best eens begonnen kunnen zijn met een dier dat mieren at en geen lange kleverige tong had. Daar zijn er ook nu nog genoeg van. Vervolgens lukt het steeds beter om mieren te vangen naar mate zijn tong kleveriger en vervolgens langer is.
Van het Reve heeft ook nog een tweede bezwaar. Waarom zou de miereneter zelf wel evolueren, maar zijn tegenspelers in de biotoop niet? Volgens hem is er in de loop der tijd “blijkbaar” niets aan de mierenhoop veranderd.
Of de mierenhoop inderdaad nooit veranderd is weet ik niet, maar Van het Reve maakt in ieder geval ook hier een denkfout. De evolutionaire druk rust op de soort, niet op het individu. De mierensoort pareert de dreiging die de miereneter uitoefent door deze in getal verre te overtreffen. If you can’t beat them, outnummer them. Of het aantal geboortes van mieren onder invloed van de miereneter is toegenomen zou ik niet durven zeggen en Van het Reve vast ook niet.
Waarom nu, 38 jaar na publicatie van dit fragment en bijna 20 jaar na de dood van de auteur, alsnog een reactie? Omdat ik Karel van het Reve nog steeds zo graag lees.
* Karel van het Reve: ‘Fragmenten’. In: Freud, Stalin en Dostojevski. Amsterdam, 1982. P. 198-199.