TWIJFEL MAG, OF DE BLEEKWATERFILOSOFIETJES VAN DS. GREMDAAT

door Johanna Fenyn

Tegendraadse tijdschriften hebben een bijzondere bekoring. Tijdschriften die volkomen onafhankelijk van "grote geldschieters", adverteerders en andere hulpbronnen willen uitkomen, leven doorgaans niet lang. Met het "toestaan" van abonnees is je toekomst al een stuk zekerder. Het nadeel van abonnees is dat ze een ernstige bedreiging van de "onder ons"-sfeer kunnen zijn. Om dat tegen te gaan zijn er twee strategieën mogelijk.
De eerste tactiek bestaat hieruit, dat de redactie simpelweg besluit een tijdschrift zonder abonnementen te maken. Men schrijft puur voor zichzelf en stuurt het periodiek (eventueel ongevraagd) een aantal onschuldige zielen toe. Voorwaarde is wel dat dit aantal ongeveer in verhouding moet staan met het beschikbare kapitaal. Hoe "megalomaner" de redactie, hoe meer men uitkijkt naar een alternatieve methode om het wetenswaardige uit te venten.
De andere manier is nauw verwant aan de eerste: zorg dat het tijdschrift een soort van hobby-orgaan wordt, een soort clubblad waar iedere lezer op zijn tijd ook in schrijft. De contributie is dan het abonnementsgeld en de gezamenlijke activiteiten bestaan uit het volschrijven en vervolgens lezen van het blaadje. Nee, ik heb het niet over Secrete Penitentie, maar over Margreet Dolman's Mens en Gevoelens [sic] (voortaan M&G).

De Wereld van Paul Haenen

Margreet Dolman maakt deel uit van de wereld van Paul Haenen. Samen met Buster Fonteijn, Conny Fitura, Betty Asfalt, buurman Bennie Guttering en Ds. Eppe Gremdaat vormt zij de publieke persoonlijkheid van Paul Haenen. Enkele gegevens over zijn privé-persoonlijkheid: Hij is geboren in Amsterdam in 1946. Op zijn twaalfde begon hij zijn loopbaan als zendamateur, werkte aan tientallen radio- en tv-programma`s mee en debuteerde in 1976 als toneelschrijver. (Zie O. Schilstra in Frappant, pp. 8 en 9) Vermoedelijk is hij in zijn hoedanigheid van cabaretier het meest bekend. In 1988 verschijnt het eerste nummer van M&G, dat wordt aangeprezen met de woorden "cultureel, humoristisch en onafhankelijk".

Het blad mag dan volgens de omslag van Margreet Dolman zijn, zij is zeker niet de enige die erin schrijft. Zij beperkt zich tot het schrijven van het feuilleton Huisje in de Duinen en het emotionele-hoofdredactioneel (de echte hoofdredacteur is Betty Asfalt, het zakelijke pseudoniem van Haenen en Dammie van der Geest).
Dit woord vooraf komt eigenlijk in elk nummer neer op hetzelfde; een soort warming-up, een coachers-praatje, waardoor het volk enthousiast het veld in moet rennen, in dit geval zonder verwijl M&G doorlezen. Trefwoorden zijn: onafhankelijkheid, groei, familie, nare adverteerders en uitgevers die ons blad niet mogen bepalen. De inhoud getuigt hevig van klefheid, maar die valt in het niet bij de vormgeving van dit welkomstwoord. Er zou hier sprake kunnen zijn van een hysterische Laura Ashley-freak. Onderstrepingen, krasjes, commentaar in margine, doorhalingen, bloemetjes, randjes en kantjes en met de hand aangezette woorden en zinsdelen doen de lezer duizelen. De geest van de tv-Dolman gegoten in schrift. Of je raakt gefascineerd door al die meligheid, of je keert je walgend af.
Het grootste deel van de resterende ruimte wordt gevuld met pennevruchten van Jan en alleman, rijpen en groenen, mits deze blijk geven van oorspronkelijkheid en gevoeligheid. Het maakt allemaal niet zoveel uit, zolang het maar innig gemeend is. Dit principe staat natuurlijk borg voor een enorme variatie: gedichten (al dan niet liefdesleed behandelend) verhalen, strips, cartoons, tekeningen, enz. enz. Met het gros van de onbekende inzenders kan de lezer kennismaken in de brievenrubriek. De briefschrijvers zijn meestendeels adhesie-betuigers, die tevens naar een plaatsje hunkeren in de gewone kolommen. Bij de brieven komen echter ook gevallen van opzegging en afkeuring voor, die, als ze heel opvallend zijn, ook wel als een "gewone bijdrage" behandeld worden. Dit alles wordt door Margreet beantwoord en van melig commentaar voorzien in een onleesbaar handschrift. Daarnaast vind je interviews van Paul Haenen (onder zijn eigen naam), serieus van opzet en vaak, in de goede betekenis van het woord, onthullend; b.v. met Frans Ruhl, de uitgever van de dagboeken van Wim Kan (M&G 4), met filmregisseur Ruud van Hemert (M&G 13), met (toen nog) sportverslaggever Tom Egbers (M&G 10), met studentenleider Maarten van Poelgeest (M&G 6) en met acteur Gerard Thoolen (M&G 16).
Margreets andere vaste bijdrage, het vervolgverhaal Huisje in de duinen, doet volkomen losgeslagen en mesjokke aan, maar de rode draad, de thematiek, is bijzonder serieus en kenmerkend voor Paul Haenen. Margreet is op zoek naar zichzelf en wil een boek schrijven over "mijn Levensliefde". Ze wordt daarbij voortdurend gestoord door jongens die komen aanspoelen met allerlei problemen en complicaties. Maar waar het bij Margreet in feite om draait, is onafhankelijkheid en keuzevrijheid, ook de argeloze lezer kan dit onmogelijk verkeerd verstaan. Margreet loopt zo ostentatief te dubben, dat iedereen aan voelt komen dat elke mogelijkheid dusdanige twijfels met zich meebrengt, dat elke poging tot "keuze" bij voorbaat al tot mislukken gedoemd is. De tegenspelers van Margreet nemen de beslissingen voor haar, maar komt ze toch tot knopen doorhakken, dan bijt ze 's nachts weer in haar kussen van twijfel. Hoe hilarisch dit pseudo-egodocument ook geschreven is, de "levensbeschouwing" van Paul Haenen is een serieuze zaak. Het open, maar voorlopige einde van het verhaal is ook geheel in overeenstemming met zijn ideeën. Twijfel màg! Twijfel kom je nooit te boven, maar proberen kan nooit kwaad.

Dominee Gremdaat

Wat Margreet in praktijk probeert te brengen, is in feite de theorie van Dominee Gremdaat. Het geliefkoosde thema van zijn radiopraatjes is namelijk ook keuzes en vrijheid. Op zichzelf natuurlijk bijzonder passend en geschikt voor een dominee, ware het niet dat zijn Evangelie voor de gemiddelde kerkganger een tikje te libertijns zal zijn. Zijn presentatie is die van een moderne voorganger, een beetje soft, een beetje weeïg. Zijn zoetsappigheid heeft voordelen: de lezer wordt in ieder geval niet beledigd door een linkse directe van de dominee, maar hij haakt hoogstens af omdat hij niet voor eitje versleten wenst te worden. De opzet van de stukjes volgt braaf het preek-patroon.
Om te beginnen de bijbeltekst of het gevleugelde woord dat de basis van de preek vormt, het grondthema. Naar aanleiding daarvan krijg je een algemene en/of concrete uitleg. Daarop volgt de conclusie, meestal met een aansporing. De les wordt namelijk erg expliciet en gebruiksklaar gebracht. Waar een normale herder een bijbeltekst aanhaalt, bezigt Ds. Gremdaat een spreekwoordelijke uitdrukking of een beladen term, die hij dan van alle kanten gaat belichten, na gevraagd te hebben: "Kent u die uitdrukking?" Na deze vaste inleiding komt de anekdote waaruit deze uitdrukking gesproten is, bijna altijd een episode uit het rijke leven van Gremdaat zelf. Zijn stijl is temerig; vol met pseudo-stoplappen, quasi-herhalingen en andere middelen die gebruikt worden om het gesproken woord te laten beklijven bij zijn publiek. Een voorbeeld van zo'n quasi-herhaling is een zin als deze: "Ik sta op en voel me een ander mens. Of een vochtige vaatdoek, zoals sommige mensen zeggen. Of opgewonden dweil, zoals weer anderen zeggen." (M&G, 1). Andere vaste en veelgebruikte wendingen zijn variaties op de uitdrukking: "ik schat haar tegen de 84 en een half" (M&G 3).

Gremdaats meest in het oog springende eigenschap is ongetwijfeld zijn bijna opdringerige 'gastvrijheid': "Ik deed de deur van mijn woning open maar tegelijk ook de deur van mijn ziel en was van plan later ook de deur van mijn lichaam te openen. Iets open doen zodat de ander naar binnen kan trekken" (Frappant, p. 7). Begrijpelijk dat de meeste mensen daar in eerste instantie slecht op reageren. Maar na enige lucide waarheden, die altijd precies van toepassing zijn op de betrokkene, heeft dominee zijn slachtoffer meestal wel zo ver, dat hij of zij zich ook openstelt voor hem. De slijmjurk verbergt sluw een manipulerende mensenredder. De eenzame wanhopige die in de klauwen van ds. Gremdaat valt, is na de behandeling weer in staat het leven te trotseren. Na Gremdaats ingrijpen probeert de `gelukkige' in elk geval zijn leven weer een eigen draai te geven. Over het algemeen is het de combinatie van kwetsbaarheid en 'inzicht' waar Gremdaat de tegenspeler mee inpakt. Hij heeft vaak veel weg van een orakel. Dingen die de ander vreselijk tegen de haren instreken, toen ze gezegd werden, blijken achteraf het enige juiste te zijn geweest. Zo is er bijvoorbeeld de jongen die na een door Gremdaat verijdelde zelfmoordpoging (Gremdaat gaat gewoon óók op de rails liggen en laat zich er door de jongen weer vanaf sleuren) zijn levensverhaal wil gaan vertellen. "En waarde lezers, ik schrok me dood. Als ik ergens beroerd van word, is het wel van die ellenlange levensgeschiedenissen vol onbegrip en miskleunen". En hij voegt de jongen toe: "Als je het niet erg vindt, liever niet. Ik heb al veel levensgeschiedenissen gehoord en ze komen eigenlijk allemaal op hetzelfde neer. Misverstand, wanhoop en d'r mee op willen houden." (M&G, 5) De zelfmoordenaar is hevig beledigd, totdat het inzicht tot hem komt, dat het inderdaad beter is helemaal opnieuw te beginnen. Gremdaats schoktherapie heeft hem effectief van zijn verleden afgeholpen.
Gremdaat kijkt vol vertrouwen de wereld in. Zijn naïviteit kent geen grenzen en er is veel voor nodig om hem in dit opzicht aan het wankelen te brengen. Ik heb maar één preek gezien, waarin Gremdaat boos uit zijn slof schiet. In een bitse tirade tegen de Eindhovense professor Buck, die zei een middel tegen AIDS gevonden te hebben, waarschuwt Gremdaat voor een overmaat aan vertrouwen: "Blijf opletten en blijf op tijd wantrouwen, ook de man uit Eindhoven en ook het NOS-journaal en ook uw eigen dominee Gremdaat" (M&G, 14).
Dat laatste kun je met een korreltje zout nemen: Gremdaat kiest immers voor de twijfel. Op het moment dat hij vol overtuiging een uitspraak doet, is hij alweer aan het twijfelen en hij houdt dat niet voor zich. Zo geeft hij bijvoorbeeld een jongen, wiens ex-vriendin (ook al) AIDS heeft, de raad haar te schrijven, omdat hij niet weet of ze nou wel of niet afscheid van hem wil nemen. De jongen heeft zijn hielen nog niet gelicht of het is al: "En ik dacht, ben ik niet te moralistisch geweest?" En dan volgt een staaltje moralisme waar de honden geen brood van lusten: "Als iemand in ruzie of in rancune opstapt, moet de achtergeblevene zich dan altijd schuldig voelen? Schuldgevoel, hebben we daar niet wat te veel last van? Moeten we niet vaker denken, dat is nou eenmaal zo gelopen, het zij zo en ik kan het ook niet helpen. Punt uit. Dan wordt iemand maar kwaad, dan heb ik iemand maar verwaarloosd, dan gaat iemand maar vol rancune dood, ik kan het ook niet helpen. Of toch niet..." (M&G, 9)
Hoe dan ook, Gremdaat moet iedere keer opnieuw het wiel uitvinden. Hij geeft niet zijn opvattingen over de ideale manier om je leven in te richten, hij beschrijft belevenisjes. En dat het in dit geval toevallig goed ging, wil nog niet zeggen, dat zijn methode een panacee is voor alle situaties. Over universele waarheden of waarden wordt niet gepraat, integendeel: aan ieder verhaal komt een weifelend einde. Heel begrijpelijk overigens, want alleen met de juiste dosis onzekerheid blijft er nog ruimte over om te hopen. En dat geldt niet alleen voor elke afzonderlijke episode, maar ook voor het geheel.

De preken van Gremdaat zijn in veel opzichten stereotiep, maar hij weet je toch meermalen te verrassen. De belevenissen zijn soms zo absurd en theatraal, dat je alleen nog kunt concluderen: Gremdaat meent het. Zo iets verzin je alleen als je een `hoger doel' voor ogen hebt.
Veel vermaningen hebben een 'sexuele ondertoon'; zijn thema (keuzevrijheid) kan blijkbaar het beste worden verduidelijkt aan de hand van `sexuele vrijheid'. Het is waarschijnlijk wel de meest tot de verbeelding sprekende vorm van vrijheid (geweest). Maar het gaat niet alleen daarom.
In M&G 3 draagt zijn stukje de naam "Verantwoordelijkheid....". Hij moet plechtig en officieel de "Nederduits Hervormde Kerk op het Malieplein in Amsterdam" sluiten door twee stukken lint aan elkaar te knopen, maar op weg daarheen in de auto ziet hij langs de snelweg een oudere vrouw, Billy Schoonfitting, liften. Hoewel hij haast heeft, stopt hij voor de vrouw en vraagt waar zij heengebracht wil worden. Zij antwoordt niet direct ("Ja ... wat moeilijk dominee ... het is zo persoonlijk."). Kortom: Twijfel. Gremdaat besluit de vrouw rustig de tijd te gunnen en ze gaan samen langs de snelweg liggen. Als Billy Schoonfitting (in liggende houding) dan weer het liftgebaar maakt, is Gremdaat hevig teleurgesteld en begint hij te piekeren over afgewezen worden. (Hij vergelijkt haar gedrag met een afgewezen huwelijksaanzoek: "`Ik vind je aardig en lief, en in bed doe je het fantastisch, beter zelfs dan mijn eigen vader, maar ik trouw niet.' En een week later is ze pontificaal getrouwd met een buurjongen"). Hij merkt voorzichtig op dat liggend liften nu niet bepaald gemakkelijk is en dat irriteert de vrouw nu weer boven mate: "Ach zwijg toch, potsierlijke dominee, met uw filosofietjes die zelfs in een fles bleekwater niet op zouden vallen." Hij blijft kalm en reageert hulpverlenersachtig begrijpend, waarop zij bijdraait, nou ja, ze vraagt hem ten huwelijk. Volgt een gedachtenloopje over plotselinge veranderingen ("Net was het nog ontslag en nu is het salarisverhoging").
Enfin, de vrouw kiest voor Gremdaat en gaat mee naar Amsterdam. Gremdaat komt een uur te laat en de vrouw van de slager ("Dat is een hele verantwoordelijke vrouw, die liet haar volle winkel in de steek, knoopte de linten aan elkaar en ging toen weer terug") heeft de sluitingsceremonie voltrokken. Dominee Gremdaat voelt zich inmiddels verantwoordelijk voor Billy Schoonfitting, vermoedelijk 84 en een half. In de preken van Gremdaat wordt namelijk regelmatig de tegenstelling opgevoerd van de verantwoordelijkheid, die nauw verwant is aan plichtbesef, versus de medemenselijkheid, die heel persoonlijk is en die niet op ieder moment van de dag voor willekeurige voorbijgangers uit de kast te halen valt. Kan iemand wel tussen beide mogelijkheden een keuze maken?

Een weer andere concrete toepassing van vrijheid vind je in de depressiestukjes. In "Een nieuw seizoen..." (M&G 10) staat Gremdaat wederom op de barricade voor een bepaald soort vrijheid: hij maant de mens zich open te stellen voor een nieuwe fase in zijn leven. En aan alle mensen die niet willen ("Ik kan mijn mislukte huwelijk niet uit de knipselmap van mijn leven halen"), doet hij een bekentenis: hij kampt met dezelfde zwarigheden als zij. Maar als hij zich zo voelt, schreeuwt een gevallene weer dringend om hulp, "zo'n snerpende seizoenskreet 'Komt u alsjeblieft gauw, want ik ben al bijna dood'", waarop hij dan "wel zal moeten kunnen, want het nieuwe seizoen staat voor de deur". Wanneer hij die gedachte werkelijk tot zich door heeft laten dringen, is zijn cliënt al lang weer op de been, maar dan is onze hulpverlener al weer zo ver dat hij levenslust, hulpvaardigheid en zelfvertrouwen weer op eigen kracht kan voorwenden. Trouwens: "Je bent door de hete zomer down geraakt en je denkt aan een vorm van zelfdoding - drugs, desinteresse, lamlendigheid, het zit mijn tijd wel uit - en dan ineens begint het nieuwe seizoen, staat er een nieuwe Liefde voor de deur... En die schreeuwt het uit: 'Hier ben ik en pak mij alsjeblieft'. En wat moet je dan doen? Zeggen, nee nieuwe liefde, ik ben nog lamlendig van de zomer en ik ben nog bezig aan een vorm van zelfdoding, ik kan het niet. Moet je dat zeggen?".
Een minder jubelend einde bevat het stukje waarin Gremdaat ingaat op het leed van de peuterspeelzaal (M&G 11). Tijdens de nasleep van al het rumoer rond de Bolderkar schrijft Gremdaat over kinderleed, mede veroorzaakt door de beperkte keuzemogelijkheden van deze kleintjes.
Alle kinderen op de peuterspeelplaats - min één - lijken pret te hebben, maar in werkelijkheid kampen ze met een hoop droefenis. Het ene afzijdige jongetje wordt zo ouderwets slecht behandeld door zijn ouders, dat het zelfdoding overweegt ("Ze maken ruzie, ze vechten, ze spugen me in het gezicht en ze zetten me vaak op het balkon, ook als het vijftien graden onder nul is. [...]. 'Zijn ze niet bereid tot een zinvol gesprek?' informeerde ik bij de kleuter. 'Nee, dominee Gremdaat, mijn ouders willen niet praten"). Een ander kind heeft pas haar vader verloren ("[...] en als u dan met mij speelt dan lijkt het net of hij nog leeft. Het is een geluksgevoel van één moment maar het steunt me wel enorm in m'n rouwverwerkingsproces"). Een tweeling wordt door zijn moeder geschopt. Het treurigste is echter, dat ze zich in feite alleen bij Gremdaat kunnen uiten. Deze peuters zien de oplossingen wel, maar zijn niet in staat die in praktijk te brengen.

Gremdaat heeft het over tolerantie, begrip en onafhankelijkheid. Concreet werkt hij dit uit, zoals gezegd, in stukjes over (sexueel gerichte) liefde, depressies en het (ver)oordelen. Van de 14 stukjes die ik gelezen heb, gaan er (met overlappingen) ongeveer zes over liefde, waarvan vijf over het bedrijven van de daad. De depressiestukjes zijn het best vertegenwoordigd. Maar liefst acht preken van Gremdaat zijn getekend door neerslachtigheid. In vier stukjes maakt de schrijver gebruik van de scheve verhouding tussen schijn en werkelijkheid en de daaruit voortvloeiende veroordelingen.

Satire?

Is het mogelijk om de preken van Gremdaat tot de satire te rekenen? Ofwel: hoe serieus dienen de preken van Gremdaat genomen te worden? Even ter opfrissing: een van de belangrijkste kenmerken van satire is de aanval. Iedere satire bevat een aanval, hoe goed vermomd en prachtig omkleed ook. De satiricus tracht namelijk dat uit te roeien, wat volgens hem een verstandige ontwikkeling van de samenleving tegenhoudt, zoals bijvoorbeeld fossiel (bij)geloof, ongefundeerde angsten, pedant dogmatisme en andere onderdrukkende tendenzen.
Ds. Gremdaat keert zich tegen de bekrompen, versteende, verstarde met gêne behepte wereld, die liefdeloos is en geen lieve dwaasheid toelaat. Alles wat buiten "de norm" valt, deugt niet. Gremdaat laat zich door geen norm weerhouden en heeft volop begrip, compassie en liefde in voorraad en dat strooit hij als een gulle Sinterklaas rond. Iets te gul zelfs, want hij is zo liefderijk, dat je hem opdringerig in je nek voelt hijgen. Zijn aardigheid is oprecht en hij twijfelt geen seconde aan de juistheid van zijn eigen keuze. Daar is hij trouwens ook dominee voor geworden. De rest van de wereld is daar gewoon nog niet aan toe; dit inzicht is ook pas tot hem doorgedrongen na veel persoonlijk leed, onbegrip en massa's deksels op zijn neus.
De satirische held komt in zijn geschriften gemeenlijk niet tot inzicht, ondergaat geen katharsis, zoals de tragische held. Ons soort held is namelijk al tot inzicht gekomen en juist dat inzicht noopt hem tot schrijven. Zijn ontwikkeling krijgt de lezer niet te zien. Dat is een vorige fase en die ligt al lang achter hem. Nu is alleen nog maar het verbreiden van dat inzicht aan de orde en dat gaat met een grenzeloze, halsstarrige vasthoudendheid.
Gremdaat registreert, maar hij begrijpt almaar niet, hoe de mensen zo kortzichtig kunnen zijn, zo dom, dat ze niet in staat zijn al die korsetjes af te leggen die hen in hun daagse geluk hinderen. Hoe bestaat het dat ze nog steeds niet snappen op welke wijze de wereld kan worden ingericht. Zijn ideeën zijn toch zo simpel en eenvoudig. Hij geeft zijn strijd dan ook niet op en blijft de boze buitenwereld haar geborneerdheid, haar vastgeroestheid, haar ongevoeligheid en haar zelfgekozen gevangenis, die kooi van normen, verwijten.
Deze zachte krachten hebben wel een vermoeiend effect op de lezer. Zijn vriendelijke glijerigheid zou op de lange termijn wel wrevel kunnen wekken, als hij niet zelf steeds zijn bleekwaterfilosofietjes in één adem zou verkondigen en ontkrachten.
Gremdaats oplossing voor alle problemen blijkt helaas allerminst eenduidig: neem de weg van de twijfel, zoek in alles de nuance. Dit alles zal leiden tot een superpersoonlijke manier van omgaan met elkaar, liefdevol, begripsvol en menswaardig: vrijheid en tolerantie eigenzinnig beleden.
Het allerklefste christendom, in praktijk gebracht en vormgegeven op de meest ongeloofwaardige manier: de domineespreek, met alle trucs die daar bij horen! Natuurlijk is het persiflage. Maar de figuur van een dominee voegt nog wat anders toe: deze is enerzijds een (idealiter) moreel onberispelijk mens wat betreft zijn levenswandel; anderzijds een op geestelijk gebied gezaghebbende figuur die mensen een norm probeert op te leggen.

De preken van Gremdaat gunnen je een blik in zijn alledaagse werkelijkheid. Zijn wereld bevindt zich in een soort Amsterdam, maar de personen die beschreven worden, zijn net zo karikaturaal opgeblazen, zo stereotiep en exemplarisch als dominee Gremdaat zelf. Het is vervelend voor Gremdaat, maar enige werkelijke verandering teweeg brengen, ligt kennelijk niet in zijn macht: in iedere nieuwe preek moet hij zijn gemeente weer de grondbeginselen van zijn leer uitleggen. Al zijn goede raadgevingen hebben nooit enig zichtbaar effect gehad. Er treedt geen verandering op, er is geen plot, de situatie begint iedere keer weer op hetzelfde punt en vooruitgang is niet te ontwaren.
De reden dat Gremdaat erin slaagt zijn kruistocht toch voort te zetten en niet te versagen, is dat hij zelf het tegendeel is van al die intolerante, knoestige lieden zonder hart. Hij valt met name op als naieve schat wanneer je hem met hen vergelijkt. Hij kan eigenlijk niet zonder hun slechtheid; door het contrast geven ze zijn queeste zin.
Wat eigenlijk tegen de "wetten" van de satire ingaat, is Gremdaats hoopgevende overtuiging dat hij in deze wereld niet alleen staat. Hij preekt werkelijk voor een gemeente en hij voelt zich, waarschijnlijk door zijn incorporatie in het Haenen-collectief, evenmin de laatste der Mohikanen.
En in tegenstelling tot bijvoorbeeld Juvenalis, die in zijn eentje de hele wereld de oren wast, voelt Gremdaat zich gedekt door een achterban. Het feit dat zijn praatjes verschijnen in Mens en Gevoelens is voor dat veilige gevoel natuurlijk ook niet onbelangrijk. Zijn publiek is misschien nog niet zo ver als hij, maar het begrijpt zijn beweegredenen en zijn standpunt.
In die zin wijkt hij af van de gangbare satiricus: hij houdt van alle mensen en wil hen redden. De mens waar Gremdaat tegen aan loopt, is namelijk vooral Zielig. Ze zijn wel trouweloos; ze laten hem plompverloren vallen, terwijl hij zo z'n best doet (neem nou Billy Schoonfitting, die dóórgaat met liften), maar hij houdt stug vol en behaalt kleine succesjes. Helaas duren die maar één preek lang.

Persoonlijkheid

Zoals Gremdaat zich aan zijn publiek presenteert - zijn publieke persoonlijkheid dus - voldoet hij niet echt aan het beeld van de satiricus zoals dat van oudsher gangbaar is. De traditionele satiricus presenteert zich als een meedogenloze moralist, die niemand graag tot buurman zou willen hebben. Hem ontgaat niets en elke ongerechtigheid stelt hij aan de kaak. Hij gaat uit van gezond verstand en stelt zich eigenlijk heel onverdraagzaam op tegen alles wat nauwkeurige bestudering door zijn rationele bril niet kan verdragen. 's Schrijvers werkelijke ik, zijn privé-persoonlijkheid, zit vaak diep verscholen tussen de chicanes. Gremdaat komt over als een softie. Hij is het produkt van een anti-autoritaire opvoeding door ouders in de ban van de flower-power. Opgegroeid met de repressieve tolerantie, met de gedachte dat alles moet kunnen en dat we lief voor elkaar moeten zijn. Wat je hoort is de nagalm van de kerkdiensten van de jaren zestig en zeventig, waarin alles anders moest en alles mogelijk was. Zijn hoop en zijn voorkeur voor de zachte behandeling en zijn afkeer van kastijding horen bij de Romantische opvattingen van de bloemenkinderen.

Gremdaats preken zijn merkwaardig, nog afgezien van de unieke verspreiding die hen ten deel valt door de bijna alomtegenwoordigheid van Paul Haenen in de Nederlandse media. Deze is immers opgekomen via de radio, groot geworden via TV en theater en hij heeft nu dus ook zijn eigen tijdschrift. Geen van deze communicatiemiddelen heeft hij ooit los kunnen laten. En daaraan dankt Gremdaat zijn grote verspreiding. Geen satiricus in Nederland had ooit zoveel media tot zijn beschikking om het publiek te bereiken. Gremdaat is slechts te begrijpen als een relict van de jaren zestig en zeventig. Hij beheert de resten van dat hoopvolle tijdperk en zijn getwijfel en geweifel passen helemaal niet bij de yuppen van de jaren tachtig. Gremdaats twijfel is niet intellectueel, maar sentimenteel van aard. Niet het gezonde verstand, maat het sentiment domineert. Deze satiricus is een lieve, gevoelige romanticus en als zodanig een tegenstander van het rationele. Daarom bestaat er een grote kans dat de irrationele privé-persoonlijkheid (Haenen) Gremdaat allerminst als satiricus wenst te beschouwen.