Zoals jullie misschien wel gelezen hebben ging het er warm aan toe tijdens de laatste Henschotermeerrace. Dat er ook na het startkrioel nog regelmatig gebotst werd, was wat mij betreft nog niet eens zo zeer aan competitie te wijten, als wel aan het gebrek aan navigatievaardigheid. Het valt nog helemaal niet mee om een goede koers te zwemmen als er geen kleurige getegelde lijn onder je ligt, zoals in het zwembad. Het Henschotermeer heeft dan ook nog het probleem van het gekromde parcours (heet dat bij zwemmen ook zo?) en de ondieptes. Tijdens de wedstrijd heb ik wel wat meters extra gezwommen. In mijn herinnering viel het nog mee, maar toen Iwan mij later vroeg wat ik daar eigenlijk aan het doen was, of ik daar toevallig een beetje aan het heen en weer zwemmen was toen zij de race hielden, besefte ik dat het een serieus probleem was. Iwan ried mij aan om elke vierde slag het hoofd uit het water te tillen en vooruit te kijken om te oriënteren. Dat was inderdaad anders dan hetgeen ik geprobeerd had. Ik probeerde me om de twee slagen opzijkijkend op de oever te oriënteren. Aangezien dat dus weinig succes opleverde en ik natuurlijk altijd aanwijzingen van de trainer opvolg, besloot ik direct op de nieuwe navigatietechniek te gaan trainen.
Vrijdag 3 juli bood een mooie gelegenheid. Ik kon toevallig vrij nemen en mijn kinderen waren heel vroeg uit school. Zo toog ik rond het middaguur met zoon en dochter naar het Henschotermeer. Het was er natuurlijk drukker dan de twee keer dat ik er eerder geweest was. Dat was 's avonds. Maar als je de vaargeul aanhield, was er nog wel te zwemmen.
Mijn zoon en dochter spetterden wat heen en weer met een grote zwemband. Ik zou twee keer rond het eiland gaan zwemmen met het accent op navigeren.
Alle begin is steeds weer lastig, maar toen ik eenmaal in mijn ritme gekomen was voelde het erg vertrouwd. Ik hanteerde de techniek van Iwan gecombineerd met een die ik van zeilen ken: fixeer vooruit (langs de mast) op een vast punt op de oever. Het ging geweldig. Zonder in het ondiep vast te lopen nam ik de bocht. Ik zwom recht op de eerste brug af. Liet mij niet van de wijs brengen door enkele jongeren die hun hangplek midden in de vaargeul hadden. Boog tijdig af om niet in de doodlopende arm terecht te komen. Nam ook de tweede brug zonder problemen en kwam na zo'n 22 minuten rustig zwemmen weer aan op de plek waar zoon en dochter nu op de kant zaten. Ik was trots op mezelf (dezelfde tijd als tijdens de race, maar door beter navigeren nu veel relaxter) en zou dat natuurlijk nog meer zijn na de tweede ronde. Dan zou ik voor het eerst twee kilometer aan één stuk hebben gezwommen.
Ik wist nu hoe het moest: om de vier slagen recht vooruit kijken en fixeren op een punt in de verte. Ik vermeed de ondiepte en de hangjongeren en fixeerde mij na het nemen van de eerste brug op een ietwat vrijstaande boom op de buitenoever, links van de dode arm. Met een paar forse slagen zwom ik rond een opa met een asociaal grote strandbal. Nog een paar slagen en ik botste op een jongen die slechts tot aan zijn kruis in het water bleek te staan. Was ik toch in het ondiep beland. Verwilderd keek ik om mij heen om de vrijstaande boom op te sporen. Daar stond hij, recht voor me. Ik was dus al veel verder doorgezwommen dan ik dacht. Ik oriënteerde me opnieuw. Daar aan mijn linker hand zag ik de tweede brug al liggen. Terug naar het diepe en op de brug af. Het vervolg ging weer voorspoedig. Hoewel, na de brug zag het er toch wat vreemd uit. De enorme uitstulping van het strand aan mijn rechter zijde kon ik me toch niet goed herinneren. De half ingezakte opblaasglijbaan die ik tijdens de eerste ronde had gezien was kennelijk inmiddels opgeruimd. Hoeveel van de frietketen staan hier eigenlijk? En die staken, hebben ze die aan beide oevers? Net toen ik begon te twijfelen of ik wel goed zat, zag ik recht voor mij mijn zoon en dochter op de oever zitten. Gelukkig. Ik keek op mijn GPS-horloge: 46 minuten. Alleszins redelijk. Op de tweede ronde een beetje botsen, een beetje ondiep en een beetje verval. Ik sloot mij aan bij mijn kinderen. We hadden een frietje verdiend. Tenminste, ik wel.
Thuis was ik natuurlijk nieuwsgierig hoe mijn GPS horloge zou laten zien dat ik veel beter genavigeerd had dan tijdens de race. Toen zag het spoor dat ik getrokken had eruit als de reuzenslalom van een skiër die geen maat kan houden. Ik downloadde de gegevens van mijn horloge naar mijn PC. In het Garmin Trainingscentre zag dat er als volgt uit:
Waarom zou ik de eerste halve ronde toch nog zo hebben gezwalkt terwijl ik de tweede helft zo strak de vaargeul heb aangehouden . . . ?
En pas toen begon het mij te dagen. Ik kon mezelf wel voor m'n kop slaan. Een export naar Google Earth maakte het helemaal duidelijk: ik had helemaal geen twee rondes gezwommen. Na de botsing in de tweede ronde had ik me vergist in de vrijstaande boom, de eerste brug voor de tweede brug aangezien en was ik gewoon terug gezwommen! En je dan onderweg wel verwonderen dat het er zo anders uit ziet, maar daar niet de enige juiste conclusie uit trekken!
OK, al met al zal ik nog wel twee kilometer hebben gezwommen. Dat blijft staan. Maar in een wedstrijd heb je daar weinig aan als je vanuit de verkeerde richting finisht. Dat wordt nog heel, héél veel oefenen op navigeren.