Dit was mijn allereerste zwemwedstrijd. Ik had wel eens eerder gezwommen in een (achtste) triatlon, maar alleen zwemmen en dan ook nog een ruime kilometer, nooit.
Mijn laatste ervaring met zwemmen was overigens verschrikkelijk. Twee weken eerder, op 1/8 triatlon in Huizen, was ik nog bijna verzopen. Na zes slagen lag ik weliswaar in de voorste gelederen, maar raakte ik acuut in ademnood. Ik had het gevoel dat mijn wetsuit alle lucht uit mijn borstkas perste. Ik probeerde eerst schoolzwemmend en later rugzwemmend op adem te komen, waarbij ik door vrijwel het gehele peloton (of moet ik schrijven 'school') overzwommen werd. Het is toen niet meer goed gekomen. Ik leverde mijn slechtste zwemprestatie ooit. En dat terwijl ik juist zo vooruit was gegaan.
Toen ik afgelopen september bij De Schieter begon kon ik nog geen 25 meter de schijn ophouden borstcrawl te zwemmen. (Ik had nooit anders dan schoolslag geleerd.) Desondanks ben ik liefdevol opgenomen in baan 1 van het zwembad en had ik na goede aanwijzingen en vaak trainen toch een niveau bereikt waarbij ik in ieder geval de bewondering van enkele 'lunchzwemmers' in het Bijlmerbad oogstte. Maar dat was natuurlijk allemaal zonder wetsuit. Daar moest het dus aan liggen.
Toen ik tijdens de zwemtraining mijn nood klaagde over mijn teleurstelling in Huizen, bleek Coen bereid met mij een diagnostische zwemsessie te houden bij het Henschotermeer. Volgens hem hoefde het niet aan het pak te liggen. Hij had wel eens soortgelijke ervaringen gehad. Hij deed mij voor hoe je zo'n pak zo aan kan trekken zodat het kruis goed hoog komt te zitten en de borst de meer ruimte heeft. Hij gaf de tip om je op het uitademen te concentreren, dat voorkomt hyperventileren. En hij waarschuwde voor een te snelle start. Dit leek allemaal te werken en het vertrouwen kwam enigszins terug.
De avond van de wedstrijd was het opmerkelijk rustig bij het Henschotermeer. Ik maakte mij serieus zorgen over de opkomst, totdat ik mij realiseerde dat ik waarschijnlijk een uur te vroeg was. Was het dan echt zo spannend? Ik ging natuurlijk niet voor een van de hoofdprijzen. Ook de taart de Joke had uitgeloofd voor de snelste zwemmer uit baan 1 speelde niet echt een rol. Misschien toch de angst voor het Huizen-syndroom.
Plotseling liep het strandje vol met deelnemers, organisatoren en supporters. Er waren twee bijzondere deelnemers van buiten de vereniging. Een echte zwemmer van zwemvereniging De Haaien. En de blinde triatlete Joleen. Zij was in training voor het EK in Holten en zou samen met Petra zwemmen, verbonden door een lijn.
Na wat gedoe rond de plaats van de finish-ton in combinatie met het gezichtsvermogen van tijdwaarnemer Ed, ging de boel gezwind van start. Ik had mijn les geleerd en verzekerde me van een plaats achter in het veld. Het ging zo slecht nog niet. De ademnood bleef uit. Bij het aansnijden van de eerste bocht rond het eiland kwam ik in de clinch met iemand met een oranje badmuts. Telkens een paar tikken over en weer. Niets kwaadaardigs, maar toch liever niet. Ruimte om uit te wijken was er echter niet. Je zat zo in het ondiep aan de grond. Op het lange stuk naar de eerste brug raakten we van elkaar los. Het peloton was al uit zicht, maar ik zag hier en daar nog wel een enkele kop. Ik had geen idee of er nog iemand achter mij zat.
Het was moeilijk navigeren. Ik probeerde zo veel mogelijk de oever van het eiland aan te houden, maar liep regelmatig vast. Ik denk dat ik aardig wat metertjes extra heb gemaakt. In de aanloop naar de tweede brug moest ik weer met iemand strijd leveren omdat we kennelijk dezelfde plaats in het water ambieerden. Dit keer zag ik een blauwe badmuts. Fred?
Na de tweede brug kwam de ton in zicht. Ik zag ook een aantal zwemmers die nu naar de ideale aanzwemlijn convergeerden. Heel gek, maar dan ga je toch je best doen om nog iemand voor te blijven. Zo'n 50 meter voor de ton werd het opnieuw dringen met ik weet niet wie. (Later hoorde ik dat het Petra en Joleen waren geweest, die ik wat extra had gehard voor het EK.) Na de eindspurt zag ik dat Petra en Joleen net voor mij aangetikt hadden. Toen ik de ton raakte hoorde ik Jan S. Roepen. "Jan Helwig, 22:04." Hij trad dus op als de bril van Ed. Daarna lette ik even niet op, omdat er kramp in mijn kuiten schoot, maar toen hoorde ik Fred zeggen dat ik Jokes taart verdiend had. "Echt?" "Echt!"
"Zo," vroeg Coen, toen we weer op de oever stonden, "Hoe is het gegaan?" "Heel goed," zei ik, "helemaal geen ademnood. Ik schijn zelfs de kampioen van baan 1 te zijn." "Oh, dat is mooi." zei Coen. "Dat kunnen er maar heel weinig zeggen."
Kijk, ik weet best dat die 22:04 van mij geen geweldige tijd is. Maar als ik zie dat de mensen voorin met tijden van kort in de 13 minuten zelfs de gasthaai eruit zwommen, dan is niet alleen de bescheidenheid van mijn niveau, maar toch ook het enorm hoge niveau van de anderen een verklaring voor het flinke tijdsverschil. Heel goed dus, van Joke, om wat extra cachet te geven aan de prestaties van baan 1. Iedereen is een topper op zijn eigen niveau. Ik had in ieder geval een jaar geleden echt niet verwacht nu 1 kilometer uit te kunnen crawlen. Ik vind het fantastisch.
>
Dit is de route die ik volgens mijn GPS-horloge heb afgelegd, maar zo erg heb ik nou ook weer niet gezwabberd.