Op de heenweg had ik even schrik. Toen ik Dordrecht uitreed richting Biesbosch zat er een auto achter mij die blijkens de fiets achterin ook naar de RBRBR ging. Het was een ATB. Ik had mijn racefiets bij me. Bij het parkeren bleek gelukkig dat alle anderen die daar waren ook op smalle banden gingen fietsen.
In de voorbereiding heb ik toch twee steekjes laten vallen. Geen sportsokken bij me en geen startnummerband. Dan maar in de dikke sokken die ik al aan had en één van mijn turquoise Unicef-veters als startnummerband gebruikt. Ik had overigens het mooie startnummer 555. Je weet wel, het gironummer van de gezamenlijke hulporganisaties.
Tegenover mij in het parc fermé had een slanke dame van in de zestig een Pinarello met een B’twin zadeltasje opgehangen. Zo’n tasje heb ik ook. Heel handig. Overal aan vast te maken. Bovendien is het erg goedkoop.
Het was een beetje moeilijk weer. Een graad of 15 met een verkapt zonnetje. Lopen moest in het kort. Maar vanwege de fikse bries was bij het fietsen toch wel een lang shirt nodig. Ik hing mijn Schieter-trui aan de reling. Dit rode baken zou mij ook helpen mijn plaats in het parc fermé terug te vinden.
Alles ging heel relaxed daar. Iedereen stond wat de keuvelen en te dreutelen. Even een fluitje, dan een knal en zo’n 100 atleten waren lopend onderweg voor de eerste ronde van 2,5 km. Het loopparcours was onverhard.
Ik was helemaal achteraan gestart en begon al snel mensen in te halen. Na 1 km liep ik mijn overbuurvrouw voorbij. Ik vroeg: “Is die Pinarello met dat B’twin-tasje van u?” “Ja.” “Goede keus. Vooral dat tasje.” Daar moest ze erg om lachen en dat koste haar direct een meter of drie.
De eerste wissel ging goed. Alle spullen lagen netjes klaar: fietsschoenen, helm, bril, fietsshirt. Niettemin kwam mijn overbuurvrouw later binnen, maar reed gelijk met mij weg. Op haar loopschoenen. En nu moet je niet denken dat je een vrouw van 60 niet kan fietsen op loopschoenen. Ze sloeg onmiddellijk een gat en ik heb haar pas bij het opruimen weer gezien.
De fietsronde was 6,25 km die twee keer achtereen moest worden gereden. Hij ging over keurig geasfalteerde weggetjes met merendeel flauwe bochten. Wind mee haalde ik 38-39 km/u, tegen de wind in bleek ik steken op 25-26. Mijn tactiek was de hartslag niet boven de 145 te laten komen. Met die tactiek moest ik zo af en toe toch een fietser voor laten gaan. En misschien had dat sowieso wel gemoeten.
Na twee rondjes fietsen weer het parc fermé in. Ik kon mij plek niet zo makkelijk vinden. Volgens mij was ik al te ver doorgelopen, maar ik had mijn rode Schietershirt nergens zien hangen. Oh nee, natuurlijk niet, dat had ik aan.
De tweede loopronde ging lekker. Je weet dan precies wat je te wachten staat en met lopen lukt het mij toch om weer een paar plaatsen terug te pakken.
Tijdens het tweede fietsdeel werd ik ingehaald door echte snelle jongens, met van die lawaaierige dichte wielen in hun fiets. Die mochten van mij best onder mij door in de binnenbocht. Geen probleem.
In de laatste ronde werd ik nog ingehaald door een heel soepel lopende jongen van in de twintig. Hoe kan het nu dat die nog achter mij zat. Bij de finish bleek hoe dat zat. Deze knaap had finishangst. Vlak voor de finish keerde hij namelijk om en liep weer terug.
Mijn tijden waren:
loop | 0:11:55 |
wissel | 0:01:13 |
fiets | 0:24:13 |
wissel | 0:01:19 |
loop | 0:12:43 |
wissel | 0:01:20 |
fiets | 0:25:03 |
wissel | 0:01:04 |
loop | 0:12:54 |
totaal | 1:31:44 |
Daarmee moest ik driekwart van de deelnemers voor mij dulden. Niettemin ben ik heel tevreden dat ik nu, na twee maanden lappenmand, weer anderhalf uur op mijn anaerobe drempel kan presteren en daar ook weer normaal van herstel.
Bij het opruimen vroeg mijn overbuurvrouw: “Was jij dat nou, over mijn fiets en dat tasje.” “Jazeker.” “Dus dat tasje moet er af?” “Nee, helemaal niet. Ik vind dat echt een heel goed tasje.”
Ze geloven mij ook nooit.