Beste lezertjes,


Dit keer heb ik een niet zo vermakelijk, maar wel heel leerzaam verhaal voor jullie. Lees en huiver.

Ik was vol vertrouwen voor mijn eerste marathon. Ik had behoorlijk getraind. Vanwege een griepje tussendoor had ik weliswaar twee weken minder echt lange afstanden gelopen, maar de tussenresultaten waren prima. De 30-km wedstrijd in Vorden liep ik redelijk comfortabel uit in een hele goede tijd (2:37:17) en ook in de heuvels van Connemara had ik nergens echt stuk gezeten. Op papier zou ik voor een tijd van 3 uur 45 op de marathon kunnen gaan.
Aangezien het mijn eerste zou worden, besloot ik echter geen gekke dingen te doen en op zeker te spelen. 4 uur moest gemakkelijk lukken. Om helemaal zeker te zijn, gaf ik mij op bij het Runnersworld pacing team, waardoor ik in 4 uur vlak naar de finish zou worden gecoacht. Als het goed ging zou ik in de laatste 5 km mijn eigen tempo kunnen lopen en zodoende nog iets eerder finishen.
Iedereen leefde erg met mij mee. Mijn familie, mijn treinreisgenoot, mijn collega's, mijn trainingsgroep. Iedereen zei dat uitlopen al een hele prestatie was. Hetgeen ik dan beaamde, maar waar ik dan aan toevoegde dat ik toch wel van plan was dat binnen 4 uur te doen.
Op 2de paasdag, de dag van de marathon, ontbeet ik met echt hardlopersvoedsel. Een boterham met eigengemaakte jam van Achilles-kruisbessen. (Achilles staat al millennia bekend om zijn snelheid.) En een plak teff-cake. (Teffstaat al weken bekend als het wondermiddel van de Ethiopische hardlopers.) Ik dronk twee mokken thee, want je moet goed drinken voor je van start gaat.
Het huis was nog grotendeels in ruste. Ik zou met de trein heen gaan. Mijn gezin zou mij dan met de auto achterna reizen en mij bij de finish opwachten.
De treinreis verliep voorspoedig. Ik had een halve liter 'goede morgen'®meegenomen voor onderweg, want je moet voor de wedstrijd goed drinken. In het stoptreintje van Utrecht richting Leiden kwam ik andere hardlopers tegen. Een van hen, een man van achter in de 50 schat ik, zat met zijn vrouw aan de andere kant van het looppad. Ik was nog in burger, ik reis niet graag in mijn hardloopkleren, maar aan iets zagen zij toch dat ik ook naar de marathon ging. De hoeveelste het dan was en wat voor tijd ik van plan was te lopen. De eerste en binnen vier uur. De man zou zijn twaalfde gaan lopen en vond 4 uur best ambitieus voor een eerste. Maar toen ik verteld had wat mijn tijden op de halve en de 30 km waren, was ook hij van mening dat 4 uur zeker moest kunnen en 3:45 ook tot de mogelijkheden behoorde. Ik zei hem dat ik geen risico zou nemen bij mijn eerste marathon en met een pacing team voor 4 uur meeging. Dat vond hij heel verstandig en zijn vrouw ook. Hij wees ook nog even het spoorviaduct aan waar wij onder door zouden lopen.
Bij station Terwijde stond de speciale bus op ons te wachten. Goed geregeld. Het was best nog een stukje rijden naar het 'atletendorp'. De goede morgen®was inmiddels op, maar ik had ook nog een halve liter water bij me, want je moet goed drinken voor je van start gaat.
In het atletendorp was het vrij rustig. Ik hoefde nauwelijks in de rij te staan voor het ophalen van het startnummer. Ook bij het afhalen van het T-shirt werd ik direct geholpen. Ik heb nu voor het eerst maat L. In de XL verzoop ik. Kennelijk is de maatvoering van Nike gewijzigd.
In de sporthal waar wij ons konden omkleden was ook nog volop ruimte. Met hekken waren aparte dames- en herenafdelingen afgezet, maar er waren heel wat dames die zich daar niet aan stoorden. Dat moeten wij als mannen eens proberen! Er was nog alle tijd om rustig om te kleden. Voor het eerst zou ik lopen met twee startnummers. Eén op de buik, één op de rug. Een verplichting die normaal alleen voor wedstrijdlopers geldt. Ik vond dat ik het ver geschopt had. Ik speldde ze op mijn speciaal aangeschafte knalgele Paas-hardloop-T-shirt. (Nu ik het opschrijf zie ik pas wat een prachtig woord dit is.)
Ik moest me tussen 10:15 en 10:30 voor de informatiestand bij mijn pacers melden. Dat ging bijna mis, omdat er een behoorlijke rij voor het toilet stond en mijn voorgangers er behoorlijk hun gemak van namen. In de rij werd al gegrapt dat er waarschijnlijk een krant of een gastenboek lag. Het is overigens vreemd dat dat toiletteren nodig is zo kort nadat je thuis bent geweest. Het is ongetwijfeld de spanning.
Precies om 10:30 was ik bij het afgesproken punt. Ik zag de oranje ballonnen van de pacers van 4:15, de gele van 4:30, de witte van 3:45, maar nergens de groene die ik moest hebben. Om 10:35 kwamen Jacques en Els lichtelijk gestresst aanlopen. Zij vonden 5 minuten te laat zelf ook een slechte binnenkomer voor pacers. De ploeg bleek redelijk groot, zo'n 20 lopers, en redelijk gemêleerd. Voor 5 lopers zou het de eerste marathon zijn. Voor pacer Els was het de 49ste, voor Jacques de 200-zoveelste. Het was de bedoeling dat we ongeveer 5:40 per kilometer liepen, dan hadden wij iets tijd om wandelend te drinken bij de verversingsposten en zouden we net onder de 4 uur finishen.
Men was over het algemeen tevreden over het weer. Het was een graad of 12 en het zonnetje kwam regelmatig door de wolken heen. Het waaide wel wat uit het westen, maar dat zouden we dan de laatste kilometers in de rug hebben. Bijna iedereen was net als ik in het kort gekleed.
De fles water had ik meegnomen, want je moet goed drinken voor je van start gaat. Met z'n allen op weg naar het startvak nam ik de laatste slok. Het was een heel stuk verderop en ook even zoeken, maar ik liep natuurlijk gewoon achter de pacers aan. Vreemd genoeg konden we het startvak nog niet in. Dat ging pas 10 minuten voor de start open, maar vertel dat maar eens aan de mensen achter je. Meestal is het dringen in het startvak, nu ervoor. Hierna ging alles vlotjes. Geen toespraken, geen opzwepende muziek, gewoon een startschot. Een krappe minuut later ging ik de startstreep over. Alea jacta est.
Het gedrang viel mee voor een start van zo'n groot evenement. We gingen direct brede wegen op. Het was wel wat manoeuvreren om in de buurt van de pacers te blijven. Al snel bleek dat het wat start betreft dan wel mee viel met het dringen, maar dat het wel dringen was in de kluit lopers achter de pacers. Na twee kilometer was ik het zat om geen fatsoenlijke stap te kunnen zetten en besloot ik vóór de pacers te gaan lopen. Dat scheelde. Ik kon heerlijk vrijuit lopen. Af en toe keek ik achterom of het kluitje er nog was. Soms liep ik zelfs een stukje achterstevoren om contact te houden. Zo gemakkelijk ging het allemaal.
Heel comfortabel gingen op weg naar Utrecht. De route ging door een woonwijk in aanbouw. Van de wind was weinig te merken. Rond de 5 km stond de eerste drinkpost. De hele ploeg dronk wandelend, want je moet goed drinken tijdens een marathon. Hierna gingen we het Amsterdam-Rijn-kanaal over en verder de stad in. In de binnenstad gingen we het viaduct van de Catharijnebaan onderdoor. De uitlaatgassen hingen er zwaar om ons heen. Ik was blij toen ik weer boven was. Straatje links, straatje rechts en kijk, daar had de organisatie net zo'n toren neergezet als op het T-shirt stond. We passeerden het 10-km punt in 0:55:11, een dikke minuut onder schema. Bij de Dom ook nog even drinken, want je hebt het vocht echt nodig in een marathon. Tevens de gelegenheid aangegrepen om ook nog even te rekken en vooruit met de geit.
Inmiddels was een dame uit de pacersgroep ook voorop komen lopen. Zij was aan haar 8ste marathon bezig. Op een rotonde riep ze de dienstdoende motoragent toe dat dit toch heel wat beter was dan een FC Utrecht wedstrijd. De motoragent ritste zijn jack open en daar verscheen een rood shirt. "Loop jij eens even gauw door," riep hij haar toe. Pas dus op met motoragenten, beste lezers.
We gingen de brug weer over, passeerden het 15-km-punt in 1:23:47 en liepen verder langs de Oude Rijn richting De Meern. Nu konden we de wind flink voelen. De schaarse vlaggen die we zagen stonden strak. Er was windkracht 4 met stoten tot 60 km/uur voorspeld. Ik had niet goed in mijn hoofd hoe lang het parcours ons langs de Rijn zou voeren. Ik besloot ondanks de wind voor de pacers uit te blijven lopen. Liever wat wind tegen dan gehinderd worden in je pas. Natuurlijk dronken we bij alle posten, want dat is hard nodig tijdens een marathon. Ik mocht er nu ook een reep bij eten. Dat ging uistekend.
Bij de 20 km (1:52:35) begon ik nattigheid te voelen en bij het halve-marathon-punt wist ik het zeker. Die wind vroeg toch behoorlijk wat kracht. Ik liet mij iets zakken en vroeg aan Jacques of hij wist hoe lang dit nog zo door ging. Hij wist het niet zeker, maar hij dacht we een klein stuk verderop een brug over zouden gaan en dan afbuigen. Nog maar even volhouden dus.
Er was geen brug. De route boog gewoon iets af en liep verder langs de rivier. Dat was te veel. Ik liet mij zakken in de groep om wat beschutting te krijgen. Daar werd ik vriendelijk begroet door Boudewijn, die zich ook in de luwte van de bus van 4 uur had geschaard. Ik vroeg of het goed ging. "Nou ....", was zijn antwoord. Het bleek gelukkig dat iedereen last had van de wind. Die hebben we uiteindelijk van de 15de tot en met de 24ste km pal van voren over het water gehad.
Hierna gingen we Harmelen in. Ik was heel blij met de bebouwing. De 25ste km bereikten we in 2:20:49. Nog steeds netjes. Weer drinken en de tweede reep.
Ik realiseerde me nu dat mijn tenen tintelden. Daar had ik wel eens over gelezen. Mooi dat ik nu ook uit ervaring kan spreken.
Het was nu in principe aftellen. Ik had wel het gevoel dat ik al veel vermoeider was dan tijdens mijn 30-km wedstrijd, hoewel ik toen toch veel harder gelopen had. Het idee dat ik de laatste vijf kilometer op eigen kracht voor de pacers zou weglopen liet ik varen. Het was nu een kwestie van bijblijven. Bij 29 km zaten we op 2:42:55 en in de tuin van kasteel Ter Haar. Het 30-km punt heb ik gemist. Nu kwamen de kilometers die ik nog nooit gelopen had en die vielen niet mee. De benen waren zwaar. Ik voelde me ook een beetje misselijk worden. Dat gebeurde wel meer, maar nu hield de misselijkheid aan. Normaal ga ik dan iets rustiger lopen. In dit geval was het echter zaak om bij de pacers te blijven, dus hield ik vol. Pacer Els stak de groep een hart onder de riem door te zeggen dat het bij haar ook allemaal niet zo soepeltjes meer ging. Gelukkig maar, want ik had echt moeite het tempo vol te houden. Ik klokte 31 km 2:53:01, 32 km 2:58:30, maar heb pas achteraf een idee wat dat betekende.

Iets voorbij de 34 km kwamen we bij de Hamtoren. Deze toren heb ik vaak vanuit de trein gezien. Het is een hele bijzondere toren die nog dateert uit de 13de eeuw. Het is oorspronkelijk een losstaande gevechtstoren (donjon) met een ingang op de eerste verdieping en een kelder die niet van buitenaf bereikbaar is. Hier kon met zich veilig terugtrekken als de graaf van Holland en/of de bisschop van Utrecht weer eens wat uit te vechten hadden. Ik vind het een prachtig gebouw. Veel mooier dan dat kitsch kasteel in Haarzuilens. Ik was blij hem nu van zo dicht bij te zien.
Tegenover deze toren stond de man met de hamer op mij te wachten. Hij trof mij vol in mijn maag. Ik kon nog net de rechter berm bereiken. Terwijl ik leunende tegen een boom kwam mijn hele maaginhoud naar buiten. Liters, want je moet goed drinken bij een marathon. Er leek geen eind aan te komen.
Toen de antiperistaltische beweging tot rust was gekomen, waren de groene ballonnen van de pacers onbereikbaar in de verte. Ik zette voorzichtig een paar stappen, maar die kwamen mij op hevige maagkramp te staan. Een paar keer diep adem halen dan maar. Voorzichtig een pasje, nog een pasje. De maagkramp nam wat af.
Op dat moment hoorde ik iemand "jammer" tegen mij zeggen. Het was Boudewijn, die naar bleek bij de 30 km de pacers had losgelaten. Het ging te snel naar zijn zin. Hij had mijn onsmakelijke tafereel gelukkig niet gezien. Hij wenste mij sterkte en ik hem succes.
De kramp in mijn maag was nu wel opgehouden, maar in ruil daarvoor waren inmiddels alle spieren stijf geworden. Elke pas koste moeite. Na zo'n 200 meter probeerde ik te dribbelen. Dat ging uiteindelijk wel. Daar was het 35-km punt. Ik had al 5 minuten verloren en daar zou nog het nodige bij komen. Ik deed 7:12 over de 36ste kilometer. Ik had nu wind mee, maar had niet het gevoel dat ik daar erg van profiteerde. Ik zakte nog wat af naar 7:30 en 8:08. Het was wel een troost dat er steeds een kilometer voorbij was.
Ik denk dat het in de 37 kilometer was dat ik begroet werd door Evert. Hij liep aan de andere kant van de weg in tegengestelde richting de halve marathon. Ik was toen niet in staat terug te groeten. Ik strompelde een aquaduct onderdoor en werd daar toegezwaaid door Martha, ook nog fris op de halve. (Evert, Martha, bij deze alsnog de groeten terug en veel succes.) Dat zij mij nou net op mijn dieptepunt (9:13 per km) moesten treffen.

Ik zag dat er nog een kans in zat dat ik onder 4:15 zou eindigen. Dat was vreemd, want ik was al ingehaald door de oranje ballonnen. Die kunnen natuurlijk iets eerder gestart zijn. Nog even proberen dan. Hetty had mij als invaltrainster een keer gezegd dat als je kapot zat in een marathon, je moest proberen technisch goed te lopen. De snelheid kwam dan vanzelf wel weer. Dus ik probeerde mijn benen goed op te tillen, etc. Nu kan je wel denken dat je dat allemaal doet, maar de foto die mijn vrouw voor de finish van mij heeft gemaakt bewijst wel anders. En de tijden trouwens ook.
Rillerig passeerde ik de eindstreep net onder de 4:16. Ik was helemaal niet trots of opgelucht. Ik baalde verschrikkelijk. 4:15 is nog niet eens zo'n slechte tijd voor een eerste marathon, maar zo'n martelgang gedurende de laatste 7 kilometer bewijst gewoon dat je geen marathonloper bent.
Mijn vrouw en kinderen riepen mij toe van achter het hek. Ik had ze voor de finish niet gezien. Ik was zo wijs geweest hun een jack mee te geven dat ik na de finish kon aantrekken. Dat was hard nodig, want ik was door het lage tempo en de harde wind wat onderkoeld geraakt.

Toen ik mijn buff afdeed die ik de hele wedstrijd als zweetband had gedragen verscheen er een lach op de gezichten die mij aankeken. Het zonnetje had behoorlijk geschenen. Nu heb ik een witte band op mijn voorhoofd. Dat souvenier zou nog wel eens langer mee kunnen gaan dan de spierpijn.
Je kan je kinderen natuurlijk niet een rondje atletendorp ontzeggen, maar daarna gingen we snel naar huis. Wel omgekleed, maar niet gedoucht, want de douches waren hooguit lauw. Thuis kwam ik eigenlijk pas na een lange hete douche weer wat op verhaal. Ik begon zelfs aan revanche te denken na dit fiasco.

In de analyse achteraf bleek hoe juist Boudewijn de snelheid had ingeschat. Vanaf de 28ste kilometer was het tempo inderdaad omhoog gegaan. Tot 11 en bijna 12 km/uur. Geen wonder dat ik misselijk werd. Boudewijn is uiteindelijk in 4:03:04 gefinisht. Dat was mij waarschijnlijk ook nog gelukt als ik tijdig gas had terug genomen. Nu is het op een crisis aangekomen.

Wat heb ík geleerd van dit drama:
1) je bent zelf je beste pacer
2) een marathon is net als alcohol: drink, maar drink met mate
3) een hele marathon is meer dan twee keer zo ver als een halve
4) die Boudewijn, die is zo gek nog niet

Jullie ook?

Naschrift

Zojuist zag ik de reportage van RTV Utrecht over de marathon. Ook de wedstrijdlopers hadden last gehad van de harde wind. Jeroen van Damme had zich voorgenomen de limiettijd te lopen voor de EK, maar ook hij kwam de man met de hamer tegen. Toen ik zag hoe hij gebroken als tweede over de finish kwam, voelde ik diep mededogen ..... en troost.

Naschrift 2

Harry, mijn trainer, had naar aanleiding van dit verhaal een haarscherpe analyse van wat er mis was gegaan tijdens de wedstrijd. Volgens hem had ik pas na de finish moeten overgeven, niet ervoor.