Natuurlijk zou ik een PR gaan lopen. Mijn oude record van 1:17:16 dateerde van de Bank tot bankloop op 2 juli. Inmiddels had ik zelfs de halve marathon al sneller gelopen.
Het doel was nu onder 1:15:00 te komen. Daarmee was mijn 15-km tijd dan weer in lijn met mijn overige prestaties en zou ik waarschijnlijk Eric de H. onttronen als beste loper onder de Soester schakers. Wel had ik al een week last van een pijntje in mijn lies. Ik hoopte dat dit geen roet in het eten zou gooien.
Toen ik om 10:00 uur het perron in Soest opstapte hoorde ik mijn naam roepen. Aan het andere einde stond Jan B. met Hans, Richard en een buurman. Verrassend, want hij zou eigenlijk een trein later nemen, maar was van gedachte veranderd. Nu ontkwam ik er niet aan samen met hen te reizen. Wel gezellig, maar voor mij geen optimale voorbereiding.
Op Utrecht Centraal kwamen we Petra en Liesbeth tegen, en ook schaakvader Meinte W. We hadden tijd genoeg om even te babbelen, want de trein naar Nijmegen zou pas over 20 minuten binnenkomen.
Die 20 minuten werden er, wegens vertraging, uiteindelijk 40. De trein die toen binnenkwam was al zo vol dat zelfs na aanstampen niet iedereen meekon. Ik besloot op de volgende te wachten. De anderen hadden zich waarschijnlijk wel naar binnen weten te persen.
De volgende trein was slechts iets minder druk. Ik vond nog een plaatsje achter een bank in het portaal, waar ik, als ik me opvouwde, ook nog enigszins kon zitten. Vanaf Arnhem heb ik toch maar gestaan, want ik begon aardig stijf te worden. Het werd hoe langer hoe benauwder. Huilende kinderen maakte het Aziatische tafereel compleet.
In Nijmegen ging het verder voorspoedig. De uitvalsbasis voor ING-lopers, gebouw De Vereniging, was na de ervaring van vorig jaar snel gevonden. Ik had door de vertraging wel de groepsfoto gemist, maar dat vond ik niet echt erg. Gauw omgekleed en richting startvak groen. Voor het eerst had ik een wegwerp regencape aan als voorzorg tegen een buitje.
In het startvak realiseerde ik mij dat ik mijn buff vergeten was. Nog even terug zo'n 15 minuten voor de start? Toch maar niet. Ook dit keer stroomde het startvak vol met mensen die graag voor mij wilde staan. Gelukkig duurde het wachten niet al te lang. Na de start van de prominenten stroomde voor ons onzichtbaar het blauwe, gele en oranje vak leeg. Ik merkte dat ook ons vak open ging, doordat de regencaapes en vuilniszakken de lucht in werden gegooid. Ik propte mijn cape kort voor de startstreep in het hek.
Door een zandloperconstructie voor de start viel de drukte op de startstreep mee en daarna was de weg flink breed. Het duurde echter geen 500 meter voordat de boel toch wat begon te klonteren en enig laveerweg geboden was om in te halen. Het parcours steeg licht. Bij de 1 km zat ik net onder de 5 minuten. Prima dus, maar het echte klimmen moest nog beginnen.
Dat klimmen bleek erg goed te gaan. Juist daarbij bleef ik mensen inhalen. Eerst alleen die uit het groene startvak, maar het duurde niet lang of ik kwam mensen met oranje en later zelfs gele stippen tegen. Hoezo goede startvakindeling?
Op de 5 km hadden we al we al een beste klim gehad, we zaten volgens mij hoog en op een tijd van iets boven de 24 minuten. Dat ging dus prima. Doorgaan zo tot de 13 km, want daarna zou het alleen nog maar dalen.
Na de eerste drinkpost botste ik al drinkend tegen mijn voorganger aan die ineens inhield. Ik verslikte me en heb zeker 200 meter lopen hoesten. Daarvan raak je pas buiten adem. Volgende post maar overslaan.
Het klimmen bleef goed gaan. Vrij makkelijk liep ik de zwoegers voorbij. Dat wil zeggen, als je er langs kon, want de wegen waren smaller en de dichtheid hoger. In de daling ging ik maar weinig sneller. Wel kon ik lekker herstellen. Ik kwam zo zelfs twee minuten onder schema te zitten, maar op de 10 km bleek ik daar toch weer een krappe 30 seconden op ingeleverd te hebben. Het is natuurlijk moeilijk een vlak schema aan te houden op zo'n parcours. Ik dacht dat het toch wel goed zat, omdat er voor zover ik mij kon herinneren nog maar weinig stijging voor ons lag. Gelukkig maar, want ik begon mijn benen nu toch wel te voelen.
Vanaf de 13 km wist ik zeker dat ik een hele mooie tijd zou gaan lopen en heb ik niet meer naar mijn horloge gekeken. Het was gewoon vrijuit naar beneden lopen. Niet de pas verlengen, maar snel de knietjes onder je doortrekken om te lopen zonder te bonken. (En ja hoor, dit jaar geen rugpijn!)
Ik geef direct toe dat mijn eindsprint niet zo sterk is. De meters werden nu door de borden per 50 afgetikt en hoewel ik nog iets extra aanzette, werd ik toch in de laatste meters door een aantal mensen voorbij gelopen. Tenslotte moest ik mezelf de startstreep over duwen vanwege de opstopping die daar was ontstaan. Maar ach wat geeft het als je kan afklokken op 1:12:15, bijna drie minuten sneller dan gepland. Dan mag die ene seconde extra van de officiƫle tijdregistratie er nog best bovenop.
Wandelend naar de uitgang trof ik mijn eigen regencape weer in het hekwerk aan. Er zat wel een extra gat in, maar ik heb hem toch even aangetrokken tegen het afkoelen. Hij sloeg meteen dicht van de damp. Dan flesje, medaille, tasje en terug naar De Vereniging.
Daar was het nog niet zo druk. Nog ruimte zat om te rekken en om om te kleden. Als een van de eersten kon ik terecht bij het buffet. Dat zijn de privileges van een snelle loper. Ik vond het wel jammer dat ik behalve Hans C. geen bekenden zag om mijn mooie tijd mee te delen.
De terugreis ging veel beter. Er was zowaar een extra lange trein ingezet, zodat ik zittend in de eerste klas naar huis kon. Gelukkig, want ik was wel moe en de twee biertjes waren toch ook wel aangekomen. Ik schoot niet erg op in de biografie van Bobby Fisher. Met dat schaken zal het trouwens nooit echt wat worden, maar Eric is wel onttroond als snelste loper onder de schakers.
Het pijntje in de lies had niet opgespeeld. Wel kon ik de volgende dag de wedstrijd nog goed in de benen voelen en leek het of mijn piemel aan een houten plank hing. Maar zo iets zou ik geen blessure noemen.