Henschotermeer

Zoals algemeen bekend heb ik twee hardloopnachtmerries. De eerste is tot barstens toe drinken in de marathon. De tweede is het wisselen bij de Eemmeerloop.

Die tweede nachtmerrie vindt zijn oorsprong in mijn eerste Eemmeerloop in 2005. Ik liep toen de tweede etappe, die loopt van een stukje voor de Nijkerkerbrug tot de eerste molen op de dijk in Flevoland. Bij het eerste wisselpunt was het heel druk, omdat er dan nog weinig spreiding in de aankomst van de lopers zit. Er is op het smalle pad langs de dijk nauwelijks ruimte om de auto kwijt te raken of te keren. Bij de tocht naar het volgende wisselpunt moet men zien in te voegen op een drukke voorrangsweg. Vorig jaar was er bovendien wegens werkzaamheden slechts één rijstrook op de brug open. Die chaos die daar vorig jaar optrad heb ik echter niet meegemaakt, want ik liep.
Ik liep zelfs vrij lekker. Tot Harry, die mij op de fiets begeleide, dik over de helft van de etappe een telefoontje kreeg dat de volgauto (waarvoor ik mijn eigen auto ter beschikking had gesteld) nog steeds vaststond voor de brug. Ik moest er rekening mee houden dat ze niet op tijd zouden zijn om mij af te lossen. In dat geval zou ik door moeten lopen. Dat was op zich niet zo'n probleem, maar dat zou niet lukken in het tempo waarop ik me had ingesteld. Voor de zekerheid ging ik iets rustiger lopen. Met de molen in zicht kregen we het bericht dat de auto over de brug was. Volgens Harry zouden ze nog op tijd kunnen komen. Iets sneller dan maar weer? Daar was de mêlee van het wisselpunt. Waar was Monique? Nergens te zien. Toch maar doorlopen dan. Harry was ik inmiddels kwijt, dus ik had geen idee hoe het nu met de volgauto stond. Voor mij lag een nieuw stuk parcours dat zich schijnbaar eindeloos over de dijk uitstrekte. Nog zo'n 11 km te gaan. Het moest op zich te doen zijn, maar dan wel rustig aan. Na een paar honderd meter kwam Harry langszij. Hij had het nieuws dat Monique inmiddels achter mij aan liep. Zij was op het wisselpunt gestart kort nadat ik het gepasseerd was. Ik kon stoppen. Een dikke twee minuten later haalde Monique mij inderdaad in. (We hebben dus eigenlijk zo'n twee minuten beter gelopen dan je op grond van de eindtijd zou zeggen.) Zet hem op Monique! Ze vervolgde haar weg met Harry schuin voor als windvanger. Ik bleef eenzaam achter op de dijk. Wat nu, teruglopen naar het wisselpunt? Zou de volgauto daar nog zijn? Ik besloot boven op de dijk goed in het zicht door te wandelen, in de hoop dat men mij zou komen oppikken. In mijn nachtmerries gebeurt dat niet. Daarin zit iedereen al aan het bier, terwijl ik vertwijfeld over de eindeloze dijk dool. In werkelijkheid kwam de volgauto al aan voordat ik 300 meter gewandeld had. René L., die de auto bestuurde, vertelde trots dat hij er minder dan 5 minuten over had gedaan om van de Nijkerkerbrug naar het wisselpunt te komen. Hij ried mij aan na het weekend wel even bij de garage langs te gaan voor een pitsstop. Hij was overigens niet van plan eventuele boetes voor snelheidsovertredingen te betalen. Die had hij immers gemaakt om mij af te lossen. Gelukkig hebben we daar niet echt een punt van hoeven te maken. Verder ging het goed, hoewel we wegens fout rijden ook maar net op tijd bij de vierde wissel waren.

Dit jaar moest dat dus anders. Daar hebben we het volgende op gevonden.

  • we werken niet met een vaste begeleider, maar de lopers verrichten zelf ook een fietsdienst.
  • de eerste loper wordt afgelost door zijn fietser en vice versa
  • de volgauto kan daardoor direct naar het tweede wisselpunt rijden. Er is daardoor tijd genoeg om de start mee te maken en zeer ruim op tijd te zijn bij de 2de wissel
  • bij de tweede wissel gaat een verse 'atleet' lopen en de loper van de volgende etappe fietsen. De loper heeft zodoende de aflossing bij zich.
  • bij de volgende etappes gaat steeds de fietser lopen en de volgende loper fietsen
  • de laatste etappe fiets de loper van de derde etappe.

Hier door is de aanwezigheid van de volgauto bij geen enkele wissel kritiek.

Tijdens de wedstrijd is alles inderdaad vlotjes verlopen. Bij de eerste wissel was de fietser wat laat vooruit gereden, waardoor de wissel toch nog krap was. Voor het tweede achtereenvolgende jaar zijn we met de auto verkeerd gereden van wissel drie naar wissel vier. Maar voor de rest ging alles gesmeerd.

Het weer was goed, zij het een beetje warm. Persoonlijk had ik ook nog last van de berkenpollen in de lucht, maar lang niet zo erg als de week ervoor. Ik had mezelf volgespoten met ventolin, flixotide en prevalin. Het is maar goed dat ik niet naar de dopingcontrole hoefde. Als eerste loper hoefde ik maar 7,3 km. Kort genoeg om flink door te lopen, maar het is dan nog best dringen met zo'n kluit lopers en fietsers op een smal pad. Waarschijnlijk hadden we de kilometerteller van de fiets bij de start niet goed op nul gesteld, want Evert, die fietste, wist me na dik 15 minuten lopen te vertellen dat ik toch wel bijna tegen de 3 km aanzat. Terwijl ik bij de inspanning die ik dacht te leveren toch wel zo'n 13 km/u moest lopen. Toen we de 5 km streep op de weg passeerden wisten we zeker dat de teller 750 meter verkeerd zat. Kort na de 5 km begon ik toch wel anaërobe gevoelens te krijgen. Wat te weinig ventolin denk ik. Toen ik in 34 minuut en nog wat de wissel bereikte riep Harry mij toe dat ik goed gelopen had. Wegens ademnood moest ik een weerwoord schuldig blijven. De fiets had ik vrij snel gevonden. Even afdrogen even drinken en dan achter Evert aan.

Dan blijkt hoe lastig het is om in te halen op een pad vol lopers en fietsers, die je natuurlijk niet al te zeer wilt hinderen. Het duurde en duurde. Ik keek op m'n horloge en op de kilometerteller om uit te rekenen of ik hem misschien niet per ongeluk voorbij was gereden. Maar na drie kilometer had ik hem toch eindelijk ingehaald. Evert liep fantastisch; heel stabiel 5 minuten per kilometer. Na 5 km wandelde hij even om te drinken, maar hij pakte daarna het tempo weer snel op. Na 7 kilometer liep hij zelfs Titus voorbij. Daar moet wel bijgezegd worden dat Titus niet voluit ging, omdat hij twee etappes moest lopen. We besloten om even naar de auto te bellen dat we er aan kwamen. (We hadden natuurlijk voor twee mobieltjes gezorgd.) De telefoon bij de auto werd echter niet beantwoord. Later bleek dat ze die voor het gemak maar achter hadden gelaten toen ze uitgestapt waren. Na de tweede keer drinken had Evert het iets moeilijker en de laatste twee kilometer moet het toch wat ingezakt zijn. Ik heb die niet helemaal meegemaakt, omdat ik vooruit moest fietsen voor de wissel. Hoe dan ook, 52:27 op de 10,3 km is prima en zit heel dicht tegen Everts PR aan.
Ik kwam dus nu op de fiets op het wisselpunt uit mijn nachtmerries. Eize moest gaan lopen en Frans fietsen. Waar zijn ze, waar zijn ze? Toen ontwaarde ik Jos in het gedrang. Die verklikte door te wijzen waar de anderen stonden. Dat was natuurlijk flauw, want Frans en Eize hadden zich juist zo goed verstopt, maar ik was er wel blij mee. De wissel ging dit jaar uit de kunst. Frans stond al naast Eize klaar met de fiets toen Evert eraan kwam. We hebben geen seconde verloren. Jos nam ons mee naar de auto die op een riante plek geparkeerd stond. Ze hadden inderdaad eerste keus gehad. Op naar wissel 3 bij Huizen.
Het was daar al wat drukker, maar we konden toch een plaatsje vinden. We hadden alle tijd om lekker in het zonnetje te staan. Even later arriveerden enkele collega lopers uit de C1. De teamgeest leek even verengd. Iemand kondigde aan dat hij onze loper onderuit zou halen, omdat wij bij het vorige wisselpunt 9 minuten op hen voor gelegen hadden. Maar dat was grootspraak. Met de zakcomputer in de hand stond ik de tijden in te voeren en uit te rekenen hoe lang het nog zou duren voor Eize binnen zou komen, toen Christiaan riep: "2:23:30". Ik had de aankomst van Eize gemist. Ook Eize had goed gelopen, 56:50 op de 10,6 km, en behalve dat hij wat rood was geworden zag hij er nog patent uit. Nu waren Frans en Jos op weg naar Baarn.
Zoals gezegd reden we met de auto verkeerd. Terwijl wij Christiaan uitbundig aan het toezwaaien waren, reden wij feilloos de snelweg terug naar de Stichtse brug op. Omdat we nu eenmaal toch op de snelweg zaten, hebben we die na het keren maar helemaal genomen tot bij Baarn. Daar begon de lucht iets te dreigen, maar het bleef droog met een zonnetje. De verkeersregelaar deed veel moeite het parcours bij het wisselpunt vrij te houden. Nerveus gaf hij aanwijzingen en ging, als er een loper aankwam, als een draaideur midden op de weg staan. Heel bijzonder. Frans was er eerder dan we verwachtten. Hij liep de 11,4 km van de langste etappe in 52:59. Hij was dus weer goed in vorm.
De laatste etappe fietste Eize met Jos mee. We hadden afgesproken dat Eize twee km voor de finish zou bellen, zodat we konden afspreken waar we de fiets zouden neerzetten, en we ons als team zouden verenigen om gezamenlijk over de finish te lopen. En zo gebeurde het ook. Voor eetcafé BU2 sloten wij ons aan voor de laatste 200 meter. Jos had zich duidelijk helemaal gegeven. Hij zag eruit alsof hij het niet echt leuk meer vond. We passeerden de finish in 4:15:26, naar bleek als eerste C-team. De anderen volgden snel. De teams bleken aan elkaar gewaagd. De loting voor de samenstelling had dus goed uitgepakt.

Op het terras konden we twee dubbel van het vocht genieten. Twee keer uit het glas en twee keer van een bui. Tijdens de nabespreking bleek dat vooral Dirk erg goed had gelopen. Hij had reuze z'n best gedaan om de voorsprong met ons team te slechten en was daar voor een groot deel in geslaagd. Ik denk dat hij een nachtmerrie heeft overgehouden aan de resterende minuten.

Zelf heb ik niet meer van wissels gedroomd. Wel ben ik op mijn werk een keer wakker geschrokken toen ik droomde dat ik zat te eten tegenover een kale man waarvan de spieren uit touwen bestonden omdat hij uitsluitend hennep at. Heel gek.